Zelfredzaamheid bevorderen; hoe doe je dat als gemeente in het sociaal domein?

Soms lees je iets dat je even op het verkeerde been zet. Dat overkwam mij bij het lezen van het artikel dat de promovenda Willemijn van der Zwaard schreef over haar eigen proefschrift. (https://bit.ly/3BtTGH4[1]. Het handelt over het zelfredzaamheidsadagium dat aanleiding gegeven heeft tot de decentralisaties in het sociaal domein. Als raadslid heb ik daar vanaf 2015 ook zeer indringend mee te maken. In de afgelopen periode is de gemeente  druk geweest om protocollen op te stellen en uit te voeren waarmee de aangemelde zorgvragen behandeld gaan worden. Moeten we dat streven naar zelfredzaamheid loslaten dan? Is dat de conclusie van het onderzoek?

De uitgangspunten mbt decentralisaties in het sociaal domein heb ik vanaf het begin kunnen onderschrijven.  Niet vanuit Den Haag proberen aan te geven hoe iemand zijn leven dient in te richten. Maar ook dat het geen aanleiding mag vormen om een eenheidsworst te organiseren. Het bevorderen van zelfredzaamheid is dan een prima aanknopingspunt. Immers als je zo antwoord wil formuleren op de gestelde zorgvraag dan vraagt dat nadrukkelijk maatwerk. Ook dat bij complexe leefsituaties de kennis en ervaring van professionals (b.v. wijkverpleegkundigen) noodzakelijk is. Dat vertrouwen heb ik gekregen doordat ik nauw betrokken ben geweest bij hun opleiding en de dagdagelijkse praktijk.

In onze gemeente ging de discussie dan ook over het vertrouwen dat je mag cq moet geven aan de professionals die betrokken dienen te worden bij het beantwoorden van de zorgvraag. Het resultaat daarvan is wat mij betreft teleurstellend geweest en dat heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken. Er is immers een nieuw bureaucratisch gremium opgetuigd. We noemen het Wijkteams maar het zijn in feite een verzameling ambtenaren met een verschillende achtergrond die de cruciale afweging m.b.t. de zorgbehoefte moeten gaan maken. En dat zonder een duidelijke kennis van de dagdagelijkse praktijk van hun cliënten en of de zorgverlening. Maar dat wel doen ondersteund door een bureaucratisch getint aanbestedingsregime (zoals bij de jeugdzorg) dat nadrukkelijk vraagt om een versimpeling van de werkelijkheid. Nog net geen algoritme maar een strakke checklist wordt het wel.

Naast het raadslidmaatschap ben ik als gepensioneerde hogeschooldocent ook nog vrijwilliger. Ik help daarbij mensen met het leren omgaan met computers, tablets en of smartphones. Uiteraard zijn dat veelal ouderen die nooit iets met die apparaten van doen gehad hebben. Hun leven verliep tot dan toe prima zonder het gebruik ervan. Maar kom daar nu nog maar eens om. Contant betalen is bijna niet meer mogelijk en communiceren met de overheid is ook drastisch teruggebracht tot digitale communicatie. Vrij snel heb ik in de gaten gekregen dat je bij die begeleiding zeer realistische uitgangspunten moet hanteren. Het is niet nodig om iemand volledig inzicht te geven in de aansturing van de apparaten. Het is voldoende als men de toepassing die ervoor henzelf toe doet, zelfstandig en veilig kan gebruiken. Allerlei installaties beheren en beheersen is daarvoor niet nodig. En weet u, als het niet lukt kom dan bij mij terug dan help ik u gericht verder. Dat is de crux!

Dat brengt me bij de initiële observatie vanuit het proefschrift. Zelfredzamer word je niet door allerlei vaardigheden (nieuwe) te leren en problemen zelf planmatig te behandelen. Nee het is niet leren hoe je dat probleem een volgende keer zelf kan oplossen. Het is wel weten wanner en waar je de vraag kunt stellen die een oplossing biedt voor jouw probleem van dat moment. 

Want ja dat is een cruciale vaardigheid; durven de hulpvraag te stellen en ervaren waar dat goede adres is waar je die vraag kunt stellen. Als je dat weet en het vertrouwen kunt geven aan mensen in je omgeving die de bereidheid hebben om je te helpen, dan ben je zelfredzaam. Dat is de verstrekkende conclusie vanuit het proefschrift.

En dat zou een heel belangrijke drijfveer moeten zijn achter de systeemverandering die we bij de decentralisaties in het sociale domein nastreven. En dat is toch heel wat anders dan het organiseren van een nieuwe bureaucratie- ook al staat die dichter bij de lokale samenleving.

Dat is wat mij betreft ook de les die we moeten leren uit de toeslagenaffaire. Het beoordelen van een zorg cq ondersteuningsvraag vereist empathie en maatwerk en is niet uit te voeren door enkel een algoritme uit te rollen. Het moet maat- en mensenwerk te blijven.

Het zou mooi zijn als we dat nog eens voor elkaar kregen op lokaal niveau. Het pleidooi dat in het proefschrift van Willemijn van der Zwaard gehouden wordt is mij dan ook uit het hart gegrepen.


  • [1] W van der Zwaard “Omwille van fatsoen. De staat van menswaardige zorg” ISBN 2021 Boek: 978-94-6236-222-2, 1e druk

Jeugdzorg; hoe doorbreken we de neergaande tendens?

Nee het is niet de eerste maar ik vermoed ook niet de laatste keer dat ik schrijf over de jeugdzorg in Nederland. Sinds de gemeenten hiervoor verantwoordelijk zijn te beginnen in 2015 staat zij als gemeenteraadslid op mijn netvlies. Hadden we net in de periode 2013-2015 de vorming van het Centrum voor Jeugd en Gezin gekregen, besluit de landelijke politiek om door te zetten met de 3D’s. Oftewel het overdragen van de taken van rijk naar gemeente op de gebieden WMO, Participatiewet en de jeugdzorg. En als gevolg van de bezuinigingstaakstellingen van het VVD-PvdA kabinet van 2012 ging dat ook nog gepaard met een budgetkorting. Gemeenten zitten dichter op de praktijk dus het moet met minder middelen kunnen nietwaar. Over die misvatting schreef ik al een blog op 29 april. Inmiddels weten we dat er fikse tekorten in de uitvoering van de jeugdzorg zijn. In het totaal zo’n 1,7 miljard €. Waar dat tekort vandaan komt? Versnippering van de laagdrempelige zorg heeft geleid tot een toename in de vraag en fikse toename van de administratieve lastendruk bij de uitvoering (bureaucratisering dus), dat zijn de oorzaken. Met alle gevolgen van dien.

Zomergasten gesprek tussen Robert Vermeiren en Janine Abbring

Indringende schets vanuit de praktijk

Ik schrijf er nu weer over omdat afgelopen zondag in het programma Zomergasten de hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Robert Vermeiren te gast was.  Zijn ideale televisieavond had hij gevuld met indrukwekkende bijdragen die de complexiteit van de jeugdzorg treffend illustreren. Het maakte op een zeer indringend manier duidelijk dat er sprake kan zijn van een grote diversiteit van problemen. Zonder direct in de diagnostische afkortingen verzeild te geraken liet hij door zijn keuze aan fragmenten zien dat snelle oplossingen vaak niet voorhanden zijn. En als hij iets duidelijk maakte dan was het vooral dat een goed contact maken met de betrokkene, noodzakelijk is om echt een idee te krijgen van wat er aan de hand is en welke mogelijke behandeling /begeleiding geschikt is.  Hij vraagt dan ook ruimte om dat initiële contact voorafgaand aan de diagnosestelling goed te kunnen doen. Dat is toch wat anders dan het – al dan niet met een multidisciplinair samengesteld team – afwerken van een diagnose checklijst. Die avond bracht mij weer terug bij de ontwikkelingen van de laatste maanden. Brengen die nu echt verbetering? En wat kan ik als raadslid daaraan bijdragen.

Aanbesteden: hoe een verdergaande bureaucratie om te zetten in een kans?

In mijn blog van 29 april (https://bit.ly/3jimbAd )maakte ik al melding van de aanbesteding voor het nieuwe contract tussen gemeenten en zorgaanbieders dat per 2023 in moet gaan. Als raadslid was ik in gesprek met enkele collega’s die toen kennis konden nemen van de voorbereiding van die aanbesteding. Dit gaat onder de noemer van de ontwikkeling van een “norm voor opdrachtgeversschap”. Mijn reactie toen was dat het wel erg veel ging over de administratieve gang van zaken en niet over de zorginhoudelijke aspecten. Hoe kunnen we onder die omstandigheden een begin maken met de noodzakelijke transformatie van de zorg? De wethouder jeugdzorg van Maastricht die dat proces voor de 16 Zuid-limburgse gemeenten trekt kon het wel met me eens zijn. Maar er zou verandering in komen. Wacht maar af. Inmiddels heb ik vanuit mijn gemeente mogen vernemen dat multidisciplinaire teams zijn samengesteld. Deze teams zijn themagericht samengesteld. (hoog specialistisch, wonen, dagbehandeling en dagbesteding groep, specialistisch/veel voorkomend en crisis) Die teams gaan gesprekken aan met (vertegenwoordigers van) cliëntenraden, adviesraden, aanbieders, verwijzers, voorliggend veld, onderwijs en natuurlijk met jeugdigen zelf”. Aangezien de gesprekken gevoerd worden in het kader van het aanbestedingstraject dat daarna moet gaan lopen stelt dat me nou niet echt gerust.  Zeker niet als ik het afzet ten opzichte van het echte commentaar van Vermeiren. (en collega’s) Moet dit nu leiden tot een betere werkwijze waar de praktijk echt mee uit de voeten kan? Of is het een heldhaftige poging om de budgettaire perikelen van de afgelopen jaren te beteugelen? Ik word er niet geruster op.

Meer geld, is dat de oplossing?

Er zijn inmiddels meerdere commissies geweest die hebben vastgesteld dat de in 2015 aangekondigde bezuiniging niet terecht is. Als laatste sprak een arbitragecommissie ingesteld door de staatssecretaris VWS en de VNG o.l.v. dhr van Zwol. (https://bit.ly/2WUDekk) Er moet landelijk gesproken gewoon geld bij. De laatste rapportage sprak van 1,7 miljard € structureel. In het contact tussen VNG en het rijk is afgesproken dat er voor 2021 en 2022 incidenteel geld bijkomt (ca 1,3 miljard€) Daarna moet het nieuwe kabinet aangeven wat er gebeuren gaat. Voor mijn gemeente is dat een financiële opsteker. De gemeente krijgt ca 960.000€. Ondanks mijn verwoede pogingen daartoe heb ik als raadslid niet helder kunnen krijgen hoeveel algemene middelen er in de periode 2015 tot nu door mijn gemeente zijn bijgepast. Maar duidelijk is dat het een fors bedrag is en dat deze compensatie zeer welkom is. “So far, so good” dat is zeker maar het is zeker nog niet “eind goed al goed”. Want structureel is het nog lang niet op orde. Uit de analyses komen tot nu toe drie grote problemen naar voren. A) een explosie van zorgaanbieders m.n. in het individuele, preventieve zorgtraject. B) door teruglopende personeelsbezetting vermindering van de capaciteit van de langdurige 24uurszorg en c) het daartussen gelegen laag intensieve traject dat zo goed als wegvalt. In mijn gemeente hebben we het vanaf 2015 gehad over de “Transitie van de jeugdzorg”. Die zou gevolgd worden door een “Transformatie”; oftewel zorginhoudelijke aanpassing aan het veranderende jeugdzorglandschap. Dat die transformatie een bij uitstek zorginhoudelijk proces moet zijn is iedereen duidelijk. Dat we daaraan nog niet echt begonnen zijn ook. Juist in dat traject moet de meerwaarde van de decentralisatie naar voren komen. Maar ook de versterking van de professionele autonomie als middel om goede kwalitatieve zorg onder de nieuwe omstandigheden te waarborgen dient goed geregeld te worden. Voor de preventieve aanpak, waarin een multidisciplinaire aanpak vanuit samenwerkende maatschappelijke organisaties (school, buurt, sociaal werk, verenigingen, Centrum Jeugd en gezin) bij uitstek geschikt is, beginnen we nu langzaam de werkvormen in beeld te krijgen. Of dat ook op decentraal niveau kan voor de zeer specialistische hoog intensieve zorg mag sterk worden betwijfeld. De versnippering over ca 400 gemeenten heeft in dat verband geen positieve bijdrage geleverd.

Kabinetsformatie; surplace of begin van verbetering?

Anno augustus 2021, midden in vakantietijd, is ook de kabinetsformatie tot pauze gekomen. Na ca. 5 maanden is er nog geen zicht op hoe het verder zal gaan. Wel is van verschillende kanten gereageerd op wat hierboven kort als problematiek van de jeugdzorg genoemd is. Een belangrijk document heb ik daarbij nog niet genoemd. Het advies van de SER. De titel zegt mijns inziens genoeg: Briefadvies Jeugdzorg; van systemen naar mensen. Tien aanbevelingen voor de korte termijn. (https://bit.ly/3Cda2VO)  In dat advies staan veel zaken in die ook binnen de huidige kaders opgepakt zouden kunnen worden. Het uitgangspunt van de decentralisatie wordt zeker voor wat betreft de preventieve aspecten ondersteund. Ook wordt een pleidooi gehouden voor wat ik eerder genoemd heb de transformatie van de zorg. Die zou juist door een sterkere sociaal maatschappelijke inbedding bereikt dienen te worden. Meer ruimte (=autonomie) voor de professional en duidelijker afspraken tussen rijk en gemeente zijn de ingrediënten aangedragen voor verbetering. Ook wordt de terechte vraag gesteld of het wel mogelijk is om onder de huidige omstandigheden de complexere op een kwalitatief niveau te garanderen of dat een andere (regionale of landelijke) structuur hiervoor wenselijk is. Maar die vraag beantwoorden is aan een nieuw kabinet. De opstelling van dit SER-advies wordt door een breed draagvlak onder maatschappelijke organisaties gesteund. De 10 genoemde aanbevelingen liegen er niet om. Als die nou eens door een nieuw kabinet omarmd worden, dan ontstaat een beter toekomstperspectief. Als raadslid zou mij dat vertrouwen geven dat de noodzakelijke transformatie opgepakt gaat worden. Voor Robert Vermeiren en zijn collega’s geeft dat in ieder geval hoop op verbetering.  Maar ja, de politieke impasse die nu in Den Haag onder het mom van een broodnodige vakantie is verstopt, moet dan wel doorbroken worden. Daarvoor is toch echt wel “leiderschap” nodig.  

Een WWV-week oftewel water, wandelen en vriendschap

Deze week doe ik mijn zelfgekozen omschrijving als lange afstandswandelaar eindelijk weer eens eer aan. Gehinderd door de corona pandemie is dit al het tweede jaar dat ik geen lange meerdaagse wandeling heb kunnen ondernemen. Ik hoop toch echt dat mij dat volgend jaar wel weer gaat lukken. Het is immers een prima manier om eens los te komen van de dagelijkse sleur aan activiteiten. Nou moet gezegd deze tijd van het jaar geeft normaal al voldoende mogelijkheden om de bakens te verzetten. Het politieke seizoen staat stil (zelfs de kabinetsformatie kent een vakantie). Ook het welzijnsgebeuren maakt pas op de plaats, geen computerlessen te geven bij gebrek aan cursisten. Toch gaat het dit jaar nog weer anders. De gangbare sleur wordt aardig doorbroken; dit keer door het water.

WATER

Het valt al enkele dagen met bakken uit de hemel, de grond verzadigd. Onze hemelwateropvang loopt zelfs over. Gedurende mijn korte rondjes door het dorp zie ik dat de waterbuffers langs de route van de keutelbeek het prima aankunnen. Tja de tropische regenbuien vallen dan ook niet in mijn dorp. Ietsje verder zuid limburg in en richting Ardennen en Eifel is het echter bizar raak. De kracht van water dat een heuvel af raast valt niet te overschatten. Zeker als die buien blijven hangen en dag na dag op dezelfde plek terugkeren. Terwijl ik dit schrijf komt er enig overzicht over de gigantische schade die is aangericht. In Valkenburg schat de burgemeester de schade op zo’n 400 miljoen€. In België Pepinster vraagt men zich vertwijfelt af of het mogelijk is om dat dorp op die plek opnieuw te bouwen. Mag ik dan in Beek de dans aardig ontsprongen zijn; voor twee van mijn kinderen was dat niet het geval. Een woonachtig in Roermond kon 2,5 dag zijn woning niet bereiken omdat het riviertje de Hambeek uit zijn oevers dreigde te treden. En al woon je drie hoog, met de dreiging dat begane grond onder water komt is het er niet goed toeven. Gelukkig kon hij weer bij ons terecht. 

de roer bij Roermond, nog net in toom gehouden

De andere zoon woont in Urmond. Direct naast de Ur, normaal een zachtjes kabbelende stroom. Hij woont ook aan de rand van het zg. Grensmaas project. Dat is gestart na de wateroverlast van 1993-4. Doel daarvan is om het water van de Maas ruimte te geven als dat noodzakelijk is. Hele gebieden worden dan onder water gezet om erger te voorkomen. Nu hebben we kunnen constateren dat die planontwikkeling perfect paste op het realiseren van de preventie nodig bij hoog water.

De Ur normaal een smal rustig kabbelend stroompje nu buiten zijn oevers

Als ik de deskundigen mag vertrouwen hebben we in deze periode veel meer water gehad dan de stoutste voorspelling had laten zien. En ja, de schade is zeer beperkt gebleven. https://grensmaas.nl/uitvoering-project-grensmaas-houdt-zuid-limburg-droog/

Al die noeste arbeid heeft niet alleen een schitterend natuurgebied opgeleverd maar heeft ook bijgedragen aan de veiligheid. Dat kan natuurlijk wanneer je beschikt over een vlak uitgestrekt land. Hoe dat moet in een heuvelachtig gebied met dorpjes die precies in de kom liggen? Ieder goed idee zal daar welkom zijn. Maar je hoort ook al geluiden dat je daar niet mag bouwen (hoewel we dat eeuwen gedaan hebben) net zo min als dat buitendijks zou mogen. 

Wandelen

Wandelen is iets wat ik graag doe, al dan niet in combinatie met vrienden.

Deze week staat in het teken van de alternatieve vierdaagse. Alternatief omdat de reguliere vierdaagse niet door kan gaan vanwege Corona. Persoonlijk hou ik ook niet van die massale trektochten. Ik hou het liever beperkt en wandel door de natuur. Mijn wandelmaatjes hebben deze uitdaging ook weer aangepakt om wat gezamenlijke stappen te gaan zetten. En ja je hoeft dan niet zo ver te gaan hoor. De eigen omgeving is mooi genoeg om deze keer op keer te verkennen. En als je dat doet dan kan ik natuurlijk niet onder mijn ware aard als technologie minnende kennis vergaarder uitkomen. Oftewel, ik leg met behulp van de moderne app vast wat hoeveel en waar ik gelopen heb. Natuurlijk omdat het kan en ik mezelf na afloop weer dat noodzakelijke schouderklopje kan geven; goed gedaan, lekker gewandeld vandaag; Morgen weer? 

een moment van bezinning kijkend naar koeien in de wei

Ja graag maar dan een andere route. En zo zal het gaan gebeuren.

Vriendschap

In de zojuist beschreven wandelactiviteit kwam het water niet echt voor. De regio waarin wij liepen was gespaard. De vriendschap was wel een onderdeel. Want zo mag je het toch noemen als je met elkaar op gezette tijden een dergelijke uitdaging of dagbesteding kiest. En als die ondanks de corona de tand des tijds weet te doorstaan. Eerder deze week maakte ik een dag mee waar alle drie de WWV elementen bij aanwezig waren.

In 1970(!) kwamen een aantal Limburgers elkaar tegen tijdens een gezamenlijke studie Biologie die in Nijmegen aan de KUN werd gevolgd. Daarbij voegde zich een enkele tukker en een Gelderlander. Samen werd niet alleen gestudeerd maar werden ook andere activiteiten ondernomen. Sommigen waren zelfs zo actief dat ze gingen oefenen voor deelname aan de Nijmeegse vierdaagse. Aan die activiteit haakte ik na een oefening af, het kon me toen niet bekoren. Maar wat bleef was de kiem van een stevige vriendschap. Geen wonder de bijna dagelijkse tochtjes naar de mensa en bieb en een enkele keer naar de biljartzaal aan de joh. Huizingalaan vormden een prima basis om op te teren. Na de studie ging ieder zijn eigen weg. Gezins-en maatschappelijke carrières werden doorlopen en die ene plaats Nijmegen werd ingeruild voor een verscheidenheid aan woonplaatsen. Toch bleef die gemeenschappelijke basis. Immers op een gegeven moment (ca 2004) was een van ons zo ambitieus om het clubje weer bijeen te halen. In een lang weekend in het Belgische plaatsje Spa werden “oude koeien” uit de sloot gehaald. Het klikte wederom. Met als gevolg dat de ontmoeting nu met enige regelmaat weer werd georganiseerd. En hoe kan het anders onder biologen, een stevige wandeling met de nodige onderbrekingen om te zien wat er nu weer gevonden was en daarna een goede maaltijd en een gevuld glas. 

Met Corona kwam er een onderbreking in het ritme van onze ontmoetingen. Twee keer moesten onze gezamenlijke weekeinden worden afgezegd. Maar deze week was het dan toch weer zover. Een samenkomst bij een van ons met een wandeling. Het feit dat deze bijeenkomsten als ze er zijn na al die jaren nog zo spontaan verlopen, ja dat is voor mij een teken van echte vriendschap. En waar was deze wandeling dan, vormde die ook onderdeel van het geheel? Jazeker. Met Herkenbosch als vertrekpunt werd allereerst gelopen naar de randen van het dorp. Daar waren duidelijk nog de sporen te zien van het weer van de afgelopen periode. Akkers met gewassen waar de sliblaag als een deken overheen ligt. En even verder het water. Grote stukken ondergelopen gebied waar niet met droge voeten heen te komen is. Vervolgens zijn we gaan lopen door het natuurgebied de MEINWEG. Schitterende afwisseling van bos en grasvelden en heide in een gebied waar een oude spoorlijn nog ligt. Dit gebied staat onder druk. Vanuit België zou men graag zien dat de spoorlijn weer in gebruik genomen wordt, er ligt immers een oude afspraak vanuit de 19e eeuw. Maar je mag toch hopen dat deze natuurontwikkeling niet op basis van een dergelijk papier ruw wordt verstoord.

ondergelopen weg van Herkenbosch naar Vlodrop en pauze in de meinwegwandeling

Onze wandeling vervolgde dankzij de bezielende leiding van de gids die met lokale kennis de leuke plekjes wist te vinden.

Ik heb nog enkele wandeldagen tegoed. Maar deze WWV week neemt nu terecht al een speciaal plekje in als onderdeel van mijn blog. 

Gebruik van proefdieren anno 2021: nog steeds een noodzakelijk kwaad?

In de Volkskrant van zaterdag j.l. stond een mooi artikel over het belang van het gebruik van proefdieren bij de ontwikkeling van een coronavaccin. Het belichtte in woord en beeld de vele kanten van het gebruik van proefdieren in het moderne biomedische onderzoek. Het maakt de discussie over zin en onzin van het gebruik van proefdieren tastbaar doordat het een indringend beeld van de gangbare praktijk geeft. Juist nu, om het positief te formuleren, de verwondering aanwezig is over het snel beschikbaar komen van een vaccin tegen Corona is dat inzicht verhelderend. Het gebruik van proefdieren is niet alleen nog steeds noodzakelijk, maar het is ook omgeven met een veelheid aan randvoorwaarden. Ik vermoed dat slechts weinigen daar inzicht in hebben. De open beschrijving van het onderzoek naar vaccins bij apen dan ook op een goed moment. 

Volkskrant 10-07-2021

Het bracht mij even terug naar mijn eigen ervaringen bij het werken met proefdieren. Eerst als biologiestudent en later als betrokkene bij het (doen) uitvoeren van biomedisch wetenschappelijk onderzoek. De vanzelfsprekendheid welke nog gold bij het begin van mijn studie dat proefdieren werden gebruikt is er inmiddels helemaal van af. Maar toch is het in sommige situaties een noodzakelijk kwaad waar we eigenlijk niet omheen kunnen. Dat wordt in het artikel goed beschreven. Wat mij betreft zijn daarbij zeer overtuigend de ervaringen van de mensen die daadwerkelijk betrokken zijn bij ontwikkeling en uitvoering van de dierexperimenten. Hun aandacht voor het welbevinden van het dier getuigd van een grote zorgvuldigheid en respect jegens de betrokken dieren. De complexiteit van de ziekte welke het gevolg is van een besmetting van het coronavirus geeft aan dat voor de kennisontwikkeling een dergelijk model ook in de toekomst nog nodig zal blijven. Ondanks het gegeven dat de internationale wetenschappelijke wereld ook al zo’n dertig jaar gericht aan het zoeken is naar alternatieven voor dierproeven. Een zoektocht die door dient te gaan net zolang als de noodzaak blijft bestaan om complexe proeven met dieren te doen.

Eigen ervaringen tijdens studie

Vanaf het begin van mijn studie heb ik te maken met proefdieren. Als onderdeel van de biologische practica was het een uitstekende methode om studenten kennis te laten nemen van b.v. de anatomie van dieren. Net zo gewoon als het aanleggen van een herbarium kwamen proefdieren op de snijplank te liggen. Van mossel, kabeljauw, kreeft, kikker tot muis en rat kwamen langs. Mijn interesse gold de fysiologie. En ja de samenwerking tussen zenuw en spier werd experimenteel snel duidelijk. Dat daar kikkers als proefdieren voor gebruikt werden, in ons geval (1970-1973) met zo’n honderd studenten was nog een vanzelfsprekendheid. Toch werd op dat moment ook al de vraag gesteld waarom doen we dat zo? En, wat betekend dat voor het dier? Voorzichtig ook; kan dat niet anders? moet iedereen zelf die proef uitvoeren of kan dat misschien ook via een duidelijke film aanschouwelijk gemaakt worden? Die kentering was toen al in gang gezet. Later, tijdens mijn onderzoeksstages heb ik experimenten gedaan met rivierkreeften (endocrinologische veranderingen tijdens vervelling meten) en met muizen met erfelijke obesitas (Hormonale veranderingen als oorzaak/gevolg van obesitas).  In beide gevallen was het omgaan van dieren leidend tot zo min mogelijk stress een randvoorwaarde.  Als vanzelf maakte het hebben van respect voor het intacte dier een duidelijk onderdeel uit van het leertraject. Bij de ontwikkeling van het experiment kwamen de vraagstukken m.b.t het dierenwelzijn ook al aan de orde. De formele regelingen stonden nog in de kinderschoenen.

Beleid rondom proefdieronderzoek

 Na mijn studie ben ik in eerste instantie gaan werken met materiaal verkregen uit menselijke navelstrengen. Het belang van proefdieren kwam pas weer aan de orde toen in eind jaren ’80 vanuit het wetenschapsbeleid betrokken raakte bij het gebruik van proefdieren. De roep om minder gebruik van proefdieren toe te staan had in die jaren geleid tot ontwikkeling van een programma rondom het thema “alternatieven voor dierproeven”. In het onderwijs werd meer en meer gebruik gemaakt van instructie video’s terwijl bij het wetenschappelijk onderzoek het gebruik van in vitro systemen bevorderd werd. 

Ontwikkeling van wetgeving kwam ook tot stand. Als gevolg van de wet op de dierproeven werden en Dierexperimentencommissies gevormd (DEC’s) Onderzoeksinstituten die veel proefdieronderzoek deden hadden een eigen DEC al kon ook gebruik gemaakt worden van een onafhankelijke DEC. Als beleidsmedewerker Gezondheidsonderzoek bij de hoofdgroep Gezondheid van TNO ben ik ook enkele jaren lid geweest van een dergelijke DEC. Daar maakte ik kennis met het Biologisch Primate Research Center te Rijswijk. Binnen het onderzoek domein van TNO werd veel proefdier gerelateerd onderzoek gedaan. B.v. naar de effecten en het voorkomen daarvan als gevolg van het gebruik van zenuwgassen, de ontwikkeling van gentherapie en immunologisch onderzoek. 

Bij de beoordeling van dat type onderzoek stonden de zg 3V’ voorop: Vermindering,  Vervanging en verfijning. Is het aantal nodig? kan het anders?, kan het gerichter? Dat zijn de vragen die dan indringend worden gesteld aan de onderzoeker. Vaak leidde dat tot een bijstelling van de proefopzet of zelfs het niet ten uitvoer brengen van het beoogde onderzoek.

Dierenwelzijn

De roep om alternatieven was niet alleen krachtig en benadrukte dat minder gebruik gemaakt diende te worden van dierproeven. Ook ontstond er een grotere nadruk voor een goede nazorg. Niet altijd eindigt de deelname van het proefdier aan het experiment met een wisse dood. De kwaliteit van leven voor het proefdier na deelname speelde zeker bij het onderzoek aan primaten een grote rol. Een onderzoeksinstelling zoals TNO zal dan ook de faciliteiten in stand moeten houden in die laatste fase van het dier. De publieke druk die geleid heeft tot een vermindering van het proefdiergebruik richt zich ook op die nazorg. In Nederland heeft vooral de stichting Aap (www.aap.nl ) zich ingezet voor een betere toekomst voor exotische zoogdieren.

Kan het biomedisch onderzoek zonder proefdieren?

Alle discussie tot vermindering van het proefdiergebruik maakte het begin jaren ’90 lastig om de continuïteit van de voorziening mogelijk te maken. Vanuit wetenschappelijke kring werd nadrukkelijk aandacht voor het vraagstuk opgeëist. De KNAW dwong een onderzoek af naar de toekomstmogelijkheden van het primatenonderzoek in Nederland. Niet alleen vanwege het feit dat dit onderzoek een hoge internationale wetenschappelijke kwaliteit had. Ook omdat het noodzakelijk werd geacht voor de toekomstige ontwikkelingen binnen het biomedische wetenschappelijke onderzoek. In de late jaren ’80 werden we geconfronteerd met immuunziekten zoals Aids/HIV. In de zoektocht naar effectieve behandelstrategieën kon dat diermodel niet worden gemist.

KNAW rapport 1993 over BPRC

Wellicht bood nauwe internationale samenwerking een oplossing. Zelf mocht ik een internationale wetenschappelijke commissie o.l.v. de leidse hoogleraar John J van Rood ondersteunen die in 1993 een onderzoek uitvoerde naar de levensvatbaarheid van het BPRC van TNO te Rijswijk. De conclusies van dat onderzoek waren ingrijpend voor de organisatie. De ontwikkelingen heb ik niet in detail gevolgd. Maar in zijn geheel boden ze toch een toekomstperspectief dat nodig was voor dit soort van biomedisch onderzoek en continuïteit voor het BPRC 

Het BPRC anno 2021

Het volkskrantartikel geeft een goede, illustratieve beschrijving van de ontwikkeling en uitvoering van een dierexperiment. https://bit.ly/2UFS8K4 De beschreven experimenten konden worden uitgevoerd omdat het vaccinonderzoek niet stil is gevallen na de Aids/Hiv epidemie en de SARS uitbraak van eind 2002. Nieuwe benaderingen om vaccins te ontwikkelen kwamen beschikbaar. Een deel daarvan is reeds in een van mijn vorige blogs beschreven (zie https://bit.ly/3xxKbFn 20210520 eens bioloog ….). 

Het illustreert maar weer eens dat het ontwikkelen van een vaccin voor zoiets nieuws als het coronavaccin niet zomaar kan plaatsvinden. Een biomedische wetenschappelijke traditie en een daarop gerichte infrastructuur zijn essentiële randvoorwaarden voor succes.

Na mijn betrokkenheid van het advies over een BPRC in opdracht van de KNAW uitgevoerd ben ik niet meer betrokken geweest bij biomedisch wetenschappelijk onderzoek. Mede daardoor wellicht sprak mij dit krante-artikel zo aan. De veelzijdigheid van aspecten die erbij betrokken zijn komt in het artikel goed naar voren. Het geeft ook aan dat dit type onderzoek en het organiseren en behouden van een daarop gerichte infrastructuur werk van de lange adem is. Uiteindelijk bereik je dan wat de internationale wereld in de strijd tegen het coronavaccin heeft kunnen laten zien. Gelukkig maar, hebben we nog een kans om van dat virus en zijn vele varianten af te komen. Dus ja, ook anno 2021 is het weloverwogen gebruik van proefdieren nog steeds een noodzakelijk kwaad.

Meedoen aan het lokale politieke debat? hoe gaat dat?

Er zijn van die momenten dat je gedwongen wordt om nog eens kritisch na te denken over je eigen rol als volksvertegenwoordiger. In de afgelopen week waren er zo een aantal momenten. Zie bijvoorbeeld de confrontatie tussen Wilders en Kaag via sociale media. En het grote belang dat er gehecht wordt aan beeldvorming als onderdeel van het publieke debat. Of het onvermogen om burgers echt te betrekken bij beleidsontwikkeling en daaropvolgende besluitvorming zoals dat blijkt bij de vele aspecten van het klimaatbeleid. En ja dan hadden we ook nog een heisessie met de voltallige Raad van Beek om onze handel en wandel eens intern te bespreken. Voor mijzelf als betrokkene bij lokaal beleid zijn dit signalen voor nadere reflectie. 

Het verschil tussen meespraak en tegenspraak

Eenmaal als raadslid gekozen probeer je natuurlijk ook iets voor elkaar te krijgen. Mijn eigen ervaring laat zien dat er een groot verschil is tussen meespraak of tegenspraak (Vrij naar Herman Tjeenk Willink “Groter denken Kleiner doen”) Meespraak als vertegenwoordiger van een partij die in het centrum van het lokale bestuur staat en tegenspraak als lid van een oppositiepartij. Die rollen, want dat zijn het, verschillen in de praktijk nogal behoorlijk. Eigenlijk niet zozeer vanuit het perspectief van je eigen visie cq ambitie. Eerder vanuit de bejegening die je ontmoet in de discussie over beleidsontwikkeling treden er verschillen op. Want ja, als lid van een coalitiepartij sta je natuurlijk achter het te vormen beleid en kun je betrokken zijn bij de prille vormgeving van dat beleid. Als lid van de oppositie sta je uiteraard op achterstand, je mag pas reageren als er al keuzen zijn gemaakt. Dat is zo’n beetje de reactie die je krijgt. Dat dit een grove versimpeling van de realiteit is wordt vaak vergeten. Mede ingegeven door het verschijnsel dat politieke debat als een wedstrijd wordt bejegend en beschreven. Om aandacht te krijgen zal je in beide gevallen stevige uitspraken moeten doen, anders wordt eraan voorbij gegaan.  En daarmee hebben we een belangrijk probleem te pakken. In een tijd van polarisatie gedijt de strijd met woorden maar verliezen we het vermogen tot verbinding. De media blijven de resultaten van het debat beschrijven als een wedstrijdverslag; wie scoorde er en wie delfde het onderspit. Wij als deelnemers aan het debat zijn er ook debet aan. Juist omdat we te weinig laten zien hoe we de bereikte meerwaarde van het debat in de uitingen achteraf benadrukken. En ja ook bij mijn uitingen na afloop is dat vaker te weinig aan bod gekomen.

Het vak van een (lokaal) politicus

Waarom begin je aan een avontuur als het raadslidmaatschap? Geïnteresseerd in het politieke bestuur was ik al van kinds af aan. En ja dat verbeteringen van de leefomgeving niet vanzelf gingen wist ik ook wel. Dat meedoen een belangrijk instrument kon zijn is me gaandeweg wel duidelijk geworden. Vandaar dat ik me liet strikken door een lokale groepering. Ik zag het ook als een persoonlijke uitdaging. Lukte het me om mijn kennis en ervaring in te zetten in het verbeteren van de leefomgeving voor mij en mijn naasten? Nu, na al die jaren terugkijkend kijk ik met gedeeld plezier erop terug. Het heeft me veel gebracht en ik denk dat ik een duidelijke bijdrage aan de ontwikkeling van de Beekse gemeenschap heb kunnen leveren, anderen mogen zeggen of dat echt gelukt is. Maar dat was niet altijd eenvoudig. Het bestuurlijke jargon is niet echt toegankelijk. Wat het bestuur wil bereiken staat zelden duidelijk omschreven, laat staan dat de gemaakte afweging(en) (het wie wat waar wanneer, waarom en waarvoor) daarbij zorgvuldig vermeld staan. En ja wat kost het en wie gaat dat hoe betalen is ook niet altijd even helder. Kortom, het vergt de nodige energie om dat te kunnen doorgronden. Laat staan dat je in staat bent daarop “meespraak” of “tegenspraak” te organiseren. Dat vergt niet alleen inspanning maar is ook afhankelijk van een zorgvuldige timing. Je zult hoe dan ook die leercurve die daarvoor nodig is moeten doorlopen. En dat kost tijd. Het helpt daarbij enorm als je bereid bent om je daarin te verdiepen en dus de nodige tijdsinspanning levert. Ook als je de mogelijkheid weet te organiseren om verdiepende kennis op te doen (via zelfstudie of het volgen van bijeenkomsten) En tenslotte is uiteindelijk ook bepalend in hoeverre je in staat bent om bij het ontwikkelen en uitdragen van je standpunten de betrokkenheid met medeburgers te organiseren. Kortom alles bijeen vergt het actief raadslidmaatschap het nodige van je. Het heeft ook bijgedragen aan mijn eigen ontwikkeling, juist omdat door de jaren heen mijn inhoudelijke inbreng en betrokkenheid bij bepaalde onderwerpen gevarieerd is gebleven en zo nieuwe impulsen ontstonden. Maar als je het allemaal optelt is het zijn van raadslid, ook van een kleine gemeente, een “vak” apart. Het kan door iedereen geleerd en beoefend worden. Maar dat gaat niet vanzelf. In een recent artikel heeft de burgemeester van Maastricht dat nog eens goed omschreven.[2] Het zou mooi zijn als we in staat zijn de volksvertegenwoordiger ook adequaat toe te rusten op de rol die we nodig achten. Daar is nog wel een slag te maken. Want kijk ik om me heen dan zie ik dat de dertigers en veertigers grotendeels afwezig zijn. De dienst wordt uitgemaakt door een enkele twintiger (ambitieus aan het begin van een carrière) of veel vijftigers die het belang van de lokale overheid hebben leren kennen. Dat hiermee de representativiteit in het gedrang gekomen is moge duidelijk zijn. Maar wat vormt de oplossing?


Burgerparticipatie dringend gewenst

Het meedoen van burgers aan gemeentelijke besluitvorming staat reeds lang op de agenda. Ook in mijn gemeente Beek hebben we sinds 2011 een officiële verordening waarmee initiatieven van burgers onderdeel kunnen gaan uitmaken van besluitvorming op lokaal niveau.[1] Dat deze tot nu toe slechts een keer is gebruikt (over het bibliotheekbeleid) spreekt boekdelen. Gebruiken we de systematiek van een participatieladder[2] zoals die in bijgaande figuren staat om de gangbare praktijk te evalueren zal duidelijk zijn dat hoe lager de actie des te frequenter ze in de Beekse praktijk voorkomt. Mijn eigen partij heeft in de periode 2013-2015 geprobeerd om het instrument “Dorpsvisie” tot ontwikkeling te brengen. Daarmee zouden inwoners in staat kunnen worden gesteld om niet alleen initiatief te nemen tot planontwikkeling maar ook betrokken te geraken bij de daaropvolgende uitvoering. Beheer openbare ruimte en groenvoorziening maar ook zaken die te maken hebben met maatschappelijke ondersteuning zouden zo wijkgericht tot stand kunnen komen. Op die manier zou via “delegatie” een structurele basis gelegd kunnen worden aan de participatie van inwoners bij hun wijk. Daarvoor is helaas geen steun verkregen. Het beleid dat naderhand in 2016 onder de noemer “Burger!kracht” is ontwikkeld kent een veel incidenteler karakter. Daarbij houdt het bestuur in alle fasen de regie en kan op zijn best de fase van “Coproduceren” worden bereikt. 

Het belang van een vroegtijdige burgerbetrokkenheid

Kijken we naar de uitdaging die het klimaatbeleid en energietransitie aan ons stellen dan valt de complexiteit op. Niemand kan er omheen, wat aan maatregelen ook verzonnen wordt het zal ons allen beïnvloeden. In eerdere blogs heb ik het gehad over de noodzaak van de energietransitie. Gemeenten hebben terecht een belangrijke rol in de beleidsontwikkeling gekregen. Dat onderwerp vraagt om een gerichte betrokkenheid van burgers in alle fasen van idee tot en met uitvoering. Anders ontstaat al gauw zoiets als het NIMBY-Not In My BackYard fenomeen. Bij de ontwikkeling van plannen om te komen tot zonneweides ging dat behoorlijk mis. Nog voordat een zorgvuldig voorbereidde notitie met zoekgebieden in de raad kon worden vastgesteld, werd er vanuit een bepaalde wijk driftig tegen geprotesteerd. De coalitiefracties bleken geen stevige knieën te hebben en bij de besluitvorming kreeg de spontane actiegroep dan ook haar zin. Door een fasering van de uitvoering van het zoeken in de betreffende wijk was kennelijk de kou van de lucht. Wat zou er gebeurd zijn als het opstellen van de beleidsnotitie vanaf het begin op een hoger participatieniveau was nagestreefd? Als het niveau van samenwerken gekozen zou zijn. Ik vermoed dat de discussie op het eind een heel andere zou zijn geworden. Dat maakt het voor het bestuur van een gemeente wellicht lastiger (ja ook voor de betrokken raadsleden) maar het lijkt een noodzakelijke werkwijze te zijn wil men tot resultaat kunnen komen.

Terug naar het politieke debat

Ja ook in een kleine gemeente zal het politieke debat actief opgezocht dienen te worden. Er speelt voldoende. En daarbij zal op allerlei manieren ook het geluid van de burgers betrokken dienen te zijn. En ja dat mag natuurlijk ook verwoord worden op een dusdanige manier dat de burger het goed verstaat. Zolang maar de inzet van dat debat (de tegenspraak) er maar op gericht is de besluitvorming te verhelderen. En dat het echte debat kan worden afgerond met een verbinding. Op een dusdanige manier dat alle betrokkenen na dat debat kunnen zien dat het genomen besluit onder de omstandigheden het beste besluit is geworden. Voor wie de nu in de belangstelling staande regionale of landelijke politiek volgt zal duidelijk zijn dat het niveau van verbinding bij besluitvorming nauwelijks wordt gehaald. Dat dit twijfels oproept bij de democratische legitimatie van ons bestuur is dan niet verrassend. Maar het geeft wel een extra verantwoordelijkheid bij alle betrokkenen. Want als je het mij vraagt is er geen echt alternatief. We kunnen wat rommelen in de marge via kiesdrempels. En ook correctieve referenda kunnen behulpzaam zijn. Maar hoofdzaak is toch dat de ontwikkeling van een besluit transparanter dan nu gebeurd en dat in dat proces het verwerven van draagvlak via een gedegen uitwisseling van opties uiteindelijk de doorslag gaat geven. Voor mijzelf sprekend maakt dat het deelnemen aan een politieke gedachtewisseling ook zo boeiend om aan mee te doen.


[1]  Verordening burgerinitiatief Beek   https://bit.ly/3yCcjHD

[2] Voor toelichting zie www.participatiewijzer.nl

[2] Interview Penn-te Strake Limburger https://bit.ly/3hMKB3U en https://bit.ly/3dUfz9b

RES, IPCC, Overheid en burger zijn we nog te redden ?

Presentatie regionale energietransitiestrategieën

Vandaag op 1 juli is de presentatie van de resultaten van de Regionale Energietransitie Strategieen (RES). Als raadslid heb ik meegedaan aan de besluitvorming over ons lokale plan, vervolgens is dat opgeteld naar de regio Zuid-Limburg en vandaag worden de landelijke cijfers gepresenteerd. Vergeleken met het concept van oktober 2020 ziet het er iets beter uit. Tot 2030 is een totaal aan 54,9 terrawattuur opgenomen, aanmerkelijk meer dan de 35 die in het klimaatakkoord staat. Er is wel een verschuiving merkbaar. Per regio, maar ook qua energiebron; het aanbod aan zonne-energie loopt op terwijl de bouw van windmolens over land vertraging oploopt. 

regionale energiestrategieen in beeld

Op zich is het bemoedigend dat de planontwikkeling ambitieuzer is maar bij de uitvoering blijkt het alsnog te haperen. Zo gelast de Raad van State een milieueffectrapportage over de gevolgen van geluid en lichtweerkaatsing van windmolens op land geplaatst. En zijn de lokale uitingen van het NIMBY verschijnsel inmiddels niet bij te houden. Dat vraagt natuurlijk om actie op een hoger beleidsniveau. Maar helaas we zitten in een fase van kabinetsformatie.

Kabinetsformatie draait om de hete brij heen

In deze beginnende zomerperiode ligt de kabinetsformatie op zijn gat. Na twee informateurs (Tjeenk Willink en Hamer) gaan de leiders van de grootste partijen aan de slag om een stukkie te schrijven. Over het belang daarvan valt te twisten. Het mag geen aanzet zijn tot een regeerakkoord al is het wel de bedoeling dat het aanleiding geeft tot inhoudelijke gesprekken. Die overigens pas gaan plaatsvinden nadat een vakantieperiode is ingelast. Tja een van de betrokken fractieleiders mag dan onlangs gezegd hebben “vooruit met de geit” maar de betekenis van die uitspraak is hij kennelijk vergeten laat staan dat ernaar gehandeld wordt. We moesten tempo maken zo was het toch net na de verkiezingen van maart. Is er niet een groot probleem met de klimaattransitie, de woonmarkt, hebben we geen kansencrisis in het onderwijs en was het vertrouwen in de democratische staat van het land niet ernstig geschaad? Alle reden om tot actie over te gaan dacht ik zo. Maar nee, de grote mensenpolitiek gedraagt zich anders als het om leiderschap gaat. Ik heb natuurlijk een eigenzinnige kijk op het geheel aangezien ik al lang aanhanger ben links van het politieke midden. Daarbij probeer ik op een rationele manier mijn rol als lokaal politicus in te vullen. Maar landelijk werkt het kennelijk anders. Partijpolitieke belangen gaan voor op ….. tja eigenlijk al het andere.

Binnenhof Den haag

Crisis in de rechtstaat!

Om een beetje zicht te krijgen wat er speelt keek ik afgelopen zondag weer met belangstelling naar Buitenhof. Daar als gast wederom Herman Tjeenk Willink. Hij zit al zo’n 40 jaar in zijn rol als ondersteuner van het politieke discours maar ik kan me niet anders voorstellen dan dat de huidige situatie hem enorm frustreert. Hij en de tweede informateur schijven enorme epistels waarin de inhoudelijk belangrijke onderwerpen voorop staan maar de hele Tweede Kamer bestaat het om daaraan voorbij te gaan. We hebben de politiek toch uitgevonden om richting te geven aan de wenselijke ontwikkeling? Ik zou zeggen doe dat dan ook. En zie hoe je daarover het eens kunt worden. Maar nee. Men is volstrekt naar binnen gekeerd. En daardoor ontstaat de grootste bedreiging van de samenleving. Juist vanwege het ontbreken van een visie op de rol en functie van de overheid kalft onze democratische rechtsorde af. Hadden we niet een overheid nodig om met elkaar inhoud en richting te geven aan hoe wij allen (welke achtergrond dan ook) met elkaar samen kunnen leven in dit land? In ons systeem zitten gelukkig correctiemogelijkheden. Maar als politieke partijen enkel met hun eigen belang bezig zijn en niet kijken naar de instituties die tegenwicht moeten geven zoals de rechterlijke macht, dan is dat schadelijk voor ons democratisch bestel. De waarschuwing van de informateur wordt door de huidige politieke macht niet ter harte genomen. In plaats van de correctie van de rechter om te zetten in een oplossing roepen politici dat de rechters hun boekje te buiten gaan. Zonder dat men in de gaten heeft dat de eigen legitimiteit daarmee te grabbel gegooid wordt. En zo gaan we een zomerperiode in en blijven grote problemen onaangeroerd op tafel liggen. Als oude rot in het vak heeft HTW een mooie uitsmijter die ik van harte kan onderschrijven. De jongere generatie zit niet zo vastgeroest in de politieke strijd. Het gaat immers ook om hun toekomst. Verderop in het programma gaf de EU commissaris Frans Timmermans een mooie uitweg uit deze impasse. Waarom niet het kiesrecht naar 16 jaar gebracht?  Die stellingname kan ik volledig onderschrijven en ik hoop dat nog mee te kunnen maken maar betwijfel of daarvoor de basis in de huidige formatie gelegd wordt.

Buitenhof 28 juni 2021

Klimaatcrisis …..en door!!!

De volgende twee gasten in het programma eurocommissaris Frans Timmermans en actievoerder Marjan Minnesma van Urgenda hadden het vooral over de klimaatdoelen. De recente rapportages van de klimaatonderzoekers uit het IPCC laten zien dat we de doelen van Parijs niet halen.[1] Klimaatverandering gaat sneller dan gedacht en dreigt op hol te slaan met extreme weersverschijnselen  (brand, cyclonen, overstromingen) die vaker tegelijk gaan voorkomen, soorten die massaal uitsterven en een instabiele voedselproductie. Vanochtend in de Volkskrant[2] vraagt Eva Rovers in een opinie bijdrage zich terecht af waarom de journalistiek haar rol niet oppakt en de wetenschappelijke bevindingen niet vertaalt naar toegankelijke verhalen. Het is meer dan ooit tijd om onder ogen te zien wat op ons afkomt. En maatregelen te nemen die het tij zouden kunnen keren. Mede daarom houdt Urgenda de druk op de ketel met haar actiemiddelen. Als we de economie weten te verduurzamen, als we een verandering van het grondgebruik nastreven op een zodanige manier dat speculatie wordt tegengegaan, als we internationale afspraken maken én uitvoeren kunnen we het tij wellicht nog keren. Maar veel tijd is er niet meer. Na 6 jaar blijkt dat de overheid nauwelijks in actie is gekomen. De uitspraak van de rechter heeft niet geleid tot een intensivering van het beleid. In tegendeel moet je zeggen. De impasse bij de formatie heeft m.i. dan ook alles te maken met het niet willen accepteren van de fundamentele veranderingen die nodig zijn om onze toekomst veilig te stellen. Terecht dat Urgenda dan ook naar de rechter wil om uitvoering te vragen van de in het oorspronkelijke vonnis opgenomen dwangmaatregelen richting de overheid als er geen gevolg gegeven wordt aan de uitspraak. En ja, dat een CDA tweede kamerlid (H Bontenbal) daarop reageert met de uitspraak dat Urgenda “niet fair” is en de rechters teveel aan klimaatbeleid lijken te doen geeft goed aan in welke crisis de Nederlandse rechtstaat verkeert.[3] Zou het nog kunnen lukken met het Nederlandse klimaatbeleid?

Er gebeurt meer. Milieudefensie heeft in het verlengde van de actie van Urgenda Shell juridisch aangevochten. En weer met succes. Als gevolg daarvan gaat Shell haar eigen energietransitie intensiveren. Goede kans dat andere grote bedrijven gaan volgen. In zijn verdediging gebruikte Shell het argument dat klanten nog steeds om diesel en benzine vragen.[4] Dat raakt natuurlijk een kern maar gelijk ook de rechter aangaf is dit niet doorslaggevend voor het uiteindelijke oordeel.[5]

En individuele burger dan?

Voor mijzelf heb ik die vraag ook gesteld. Het antwoord is niet eenvoudig maar daar wordt aan gewerkt. Begin 2020 liep ik samen met een van mijn zonen mee in de klimaatmars in Amsterdam. Vanaf dat moment heb ik de geuzennaam ook omarmd die Dijkstra aan Jetten uitdeelde door deze “klimaatdrammer” te noemen. De toekomst van planeet aarde ging me niet alleen in de jaren 70 na aan het hard[6], maar ook nu. Vandaar dat ik, helaas pas in 2017, begonnen ben met het plaatsen van zonnepanelen op het dak van onze woning. En dit jaar heb ik doorgezet door mijn huidige auto te vervangen door een volledig elektrisch aangedreven exemplaar. De energiezuinige rijprincipes van “het nieuwe rijden” had ik al omarmd en grotere afstanden ga ik met het openbaar vervoer. Een reis met het vliegtuig zal ik niet meer maken. We vangen water op in grote regentonnen om het geleidelijk weer te infiltreren in de aarde. We maken zo min mogelijk gebruik van verpakkingsmateriaal en daar waar mogelijk scheiden we het afval. Door de jaren heen is mijn ecologische voetafdruk [7] groot genoeg geweest. Alle reden om de stap nu flink kleiner te maken. En door dat, met de mogelijkheden die ik heb, uit te blijven dragen, hoop ik dat het tij langzaam maar gestaag toch ten goede zal keren. Een voorbeeld doet volgen. En wie weet geeft de zomerrust ook bij onze politici een verfrissende blik. Kortom; Energietransitie is nodig, laten we beginnen.


[1] ZIE WWW.IPCC.CH

[2] Volkskrant 1 juli pag 28

[3] Telegraaf 29 juni 2021 “CDA botst met Urgenda”

[4] Zie mijn blog van 20210527 “Moet het weer over het klimaat gaan?”

[5] “Niet alleen Shell moet aan de slag na vonnis, automobilisten en consumenten ook.” Maarten Kroon, Henk Waardenaar De volkskrant 28 juni 2021

[6] Zie blog 20210218 “Een beter klimaat….”

[7] Voetafdruktest.wwf.nl

[1] https://www.vpro.nl/buitenhof/kijk/afleveringen/2021/buitenhof-27-juni-2021.html


Denken in mogelijkheden, digitale inclusie en lokale politiek?

In deze bijdrage wil ik stilstaan bij de toepassing van technologie. Hoe vanuit het denken in mogelijkheden vernieuwing van producten en diensten ontstaat. Daar is niets mis mee, sterker nog het biedt veel kansen. Maar het roept ook belemmeringen op, wellicht niet voor iedereen maar wel voor sommigen. Hoe daar een evenwicht in te vinden is de uitdaging die ik als lokaal actieve volksvertegenwoordiger nader wil bespreken.

Thema wonen

De laatste 20 jaar van mijn werkzame leven in dienstverband heb ik besteed aan het benutten van technologie ter ondersteuning van zelfredzaamheid. Dit met als motto: “de mogelijkheden benutten”. Niet stilstaan bij wat wellicht niet langer kan maar nagaan hoe de ambitie wel verwezenlijkt kan worden. Ik werkte bij een kennisinstelling voor mensen met een beperking. En als je in de gaten krijgt dat iedereen zijn eigen beperking(en) heeft, ook al wordt die misschien niet zo ondervonden, dat is de stap naar het zoeken van mogelijkheden betrekkelijk eenvoudig gemaakt. Om mijn activiteiten een beetje te richten heb ik me vooral beziggehouden met het onderwerp Wonen. Herkenbaar want dat doen we allemaal.  Maar niet iedereen zal inzien dat “Wonen” een werkwoord is. Je hebt een hele set aan activiteiten nodig om je te realiseren “ik woon”. Uitgaand van het menselijk functioneren kwam ik al gauw uit op de ondersteuning van het zelfstandig wonen. Hoe kan ik met heel mijn hebben en houden zo zelfstandig mogelijk wonen. En ja dan bereik je al gauw het thema “ondersteunende technologie”. Niet alleen de inrichting en uitrusting van de woning maar ook welke ondersteuning kan ik gebruiken (cq heb ik nodig)  bij het uitvoeren van de verschillende woontaken. Ik functioneerde in een omgeving waar ergotherapeuten werden opgeleid. Hun denkkader is geheel gericht op de relaties tussen:                                     “persoon — omgeving– activiteit”.  

woontechnologie

In de periode waarin ik begon was de digitale technologie zwaar in opkomst. Een geheel nieuw pakket aan mogelijkheden aanreikend.  Concepten als de “slimme woning” zoals door Chriet Titulaar gepropageerd deden hun intrede. 

Natuurlijk in eerste instantie voor de happy few die zich dat konden veroorloven. Maar zoals zovaak; bij gebleken succes kunnen we niet meer zonder. Het ene na het andere businessmodel verscheen, beloftes mooier en mooier. Ik werkte samen met verschillende bedrijven en onderzocht waar de noodzaak tot ondersteuning zodanig is geformuleerd dat er ook een bedrijfsmatig antwoord aan gekoppeld kan worden. Het onderzoeksresultaat daarvan heb ik kunnen formuleren in zg”comfort-modules” die bij de realisatie van de ouderenhuisvesting zijn ingezet. Praktische resultaten zijn gehaald in de regio Rotterdam (bij Humanitas) en Zuid Limburg (diverse ouderenhuisvesting) Het idee van de levensloopbestendige woning kreeg daarmee een nieuwe impuls.

onderzoeksrapport 1998

Natuurlijk heb ik in dat onderzoek gericht op de ervaringen van gebruikers. Zowel in de ontwikkelfase als na de realisatie van die woningen. En dan zie je dat het denken in mogelijkheden niet voor iedereen hetzelfde oplevert. Wat een ontwikkelaar, ontwerper of bedrijfskundige heel logisch en voor de hand liggend acht is dat voor eindgebruikers lang niet altijd. En ja als je zelf functionele beperkingen ondervindt en daar je weg een beetje mee hebt weten vinden, wordt niet iedere verandering warm verwelkomt. Het helpt dan ook niet echt als de verschillende versies van die ondersteunende technologie elkaar zeer snel opvolgen. Bij digitale technologie is dat vaak wel het geval. Dat komt natuurlijk omdat het relatief eenvoudig is om chiptechnologie toe te passen. Zeker in vergelijking met b.v. de hardware (het kastje van de telefoon of de ventilator om maar eens een voorbeeld te noemen). Maar toch, van idee naar reguliere toepassing kan best lang duren. Om een ontwikkeling van de afgelopen 20 jaar in kort bestek te typeren geldt dat we in 1998 al discussieerden over en experimenteerden met de slimme elektriciteitsmeter in een woning terwijl die nu nog steeds geen algemene invoering kent. 

Geld als de drijvende kracht achter ontwikkelingen

Toch gaat het soms snel. Zeker als financiële middelen in beeld zijn. Zo zijn veel van de vernieuwingen in ons betaalsysteem ontstaan doordat vooral banken daar het nut van inzagen. En door die betaalinfrastructuur op de markt te brengen en het gemak daarvan te onderstrepen kunnen we nu niet meer zonder. Dat geldt in ieder geval voor velen die hebben kunnen wennen aan het nieuwe systeem en het al dan niet met tegenzin weten toe te passen. Maar er is ook een vrij grote groep van mensen die niet instaat zijn deze oplossingen te gebruiken. Zij kunnen niet meer met! En als de macht van het grote getal geldt, dan delft deze groep vaak het onderspit. 

Van beroepskracht naar vrijwilliger

Met deze bagage ben ik doorgegaan ook als vrijwilliger. Zo verwonderlijk is het niet; eens een kenniswerker altijd een drang om de mogelijkheden te benutten. Ruim voordat ik gestopt ben als betaalde kracht heb ik me georiënteerd op vrijwilligerswerk. En dan is het niet vreemd als je in je eigen dorp kennis maakt met het Computer Doe en Leercentrum. Een plek waar enthousiaste vrijwilligers “ouderen aan de knoppen” brengen. Omdat het ook een sociaal actieve club is voelde ik me daar snel thuis en ben inmiddels coördinator (regelneef) en docent. Een zinvolle en leuke tijdsbesteding. Met elkaar geven we een grote variatie aan cursussen aan mensen die – ondanks hun leeftijd- vaak gedwongen worden om zich er toch in te verdiepen; die wondere wereld van de laptop en de smartfone. Vaak geïntroduceerd door een liefdevolle maar dwingende hand van de (klein-)kinderen: “alsjeblieft: voor jou een tablet, handig en die heb ik toch over”. En als dan na twee keer ondersteuning gegeven te hebben het geduld van de kinderen op is, tja dan ga je toch maar weer naar school.  En zo geven we jaarlijks een groot aantal lessen in groepsverband. Een leerzame en sociale activiteit voor alle betrokkenen. 

Wat mij dan opvalt is dat de ontwikkelingen erg snel gaan. Dat is af te leiden aan de vele wijzigingen die moeten worden ingepast in ons eigen cursusboek. Dat gaat eigenlijk maar een cursusperiode mee want we willen de informatie wel up to date houden. (en zelf ook een beetje bijblijven natuurlijk)Die aarzeling om nieuwe technologie te gaan gebruiken is een gemeenschappelijk kenmerk van de mensen die bij ons aan een cursus mee gaan doen. Ze hebben door te komen al een belangrijke hobbel genomen. Maar logisch dan toch dat de snelle veranderingen het niet makkelijker maken om je eigen weg daarin te vinden.

jaarresultaat gegeven lesblokken

De lockdown vanwege Corona en de gevolgen voor digitale ondersteuning

We hebben nu zo’n beetje de periode van de lockdown in verband met de coronapandemie achter de rug. Zoals uit bijgaand overzichtje blijkt is vorig jaar het aantal lessen dramatisch ingezakt. We hebben slechts in januari/februari en in de zomer ons ding kunnen doen. Het terugwinnen van deelnemers is dan een vak apart. Dat doen we door persoonlijk contact te leggen. En dan merken we dat dit jaartje gedwongen sociale inactiviteit bij veel mensen een behoorlijke aarzeling heeft opgeleverd om weer aan de slag te gaan. Ook een enkele vrijwilliger heeft moeite met het opstarten. Maar ondertussen is de gevestigde orde doorgegaan met het bewandelen van de digitale snelweg. Of dat nou zo zegenrijke wandeling is mag je je afvragen. Met de Corona-app van dhr de Jonge in het achterhoofd beantwoord je die vraag al gauw negatief. Maar het is onmiskenbaar dat de digitale snelweg ook in deze periode mogelijkheden biedt die ertoe doen. Wat te denken van het gebruik van videocommunicatie om zo op afstand met je dierbaren contact te onderhouden. Natuurlijk bieden we daartoe ondersteuning aan ieder die dat wenst. Daarin staan we gelukkig niet alleen getuige de nieuwsbrief van Seniorweb, de landelijke organisatie, waarbij het CDL is aangesloten. Maar feit is dat onze doelgroep daar slechts een spaarzaam gebruik van wenst te maken.

Nieuwsbrief Seniorweb 27 mei 2021

Publieke dienstverlening is toch niet voor de happy few!

Een navrant staaltje van kortzichtig klantgericht denken maak ik mee als raadslid. De limburgse gemeenten hebben voor het collectief aangepast vervoer een gezamenlijke instelling in het leven geroepen. Dit bedrijf (Omnibuzz) met een omzet van 1.330.000 ritten in 2019 zag dat aantal dalen naar 690.000 in 2020. Oftewel een daling van ruim 48%.

Dat dit voor het bedrijf een crisissituatie van de eerste orde is moge duidelijk zijn. De tijd van mindere activiteit is gebruikt om er een “slimmere’ organisatie van te maken. Voor het interne proces moge dat prima zijn. Maar onderdeel was tevens dat het betaalverkeer gedigitaliseerd is. Tja, dat is nou precies een systeem waar de doelgroep gebruikers heel veel moeilijkheden mee heeft. Niet verwonderlijk dus dat nu in 2021 nu het openbaar vervoer al twee maanden mogelijk geworden is, de klant de weg terug nog niet gevonden heeft. Deze doelgroep heeft geen eigen alternatief vervoer. Het wrange logische vervolg is dat ook dat vereenzaming verder op de loer zit. Voor mij als raadslid geldt dat wij deel uitmaken van een gemeenschappelijke regeling. Ons geluid klinkt door via onze vertegenwoordiger (wethouder) in het algemeen bestuur van het bedrijf. En met een aandeel van ca 2 % van de totale omzet doet zijn stem er niet echt toe. Zie dan maar als raadslid de frustratie over de gang van zaken om te zetten in iets positiefs.

En de eigen gemeente?

Ook rechtstreekse communicatie vanuit onze gemeente en de organisaties in het sociaal domein gaat steeds meer via de digitale snelweg. Het gemak c.q. de efficiëntie van de eigen organisatie wordt vervolgens verder gesteund door de alternatieve mogelijkheden te beperken, daarmee een zeer omvangrijke groep bewoners zo goed als uit te sluiten van de dienstverlening. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door onwetendheid. Ontwikkelaars, beleidsmakers hebben kennelijk geen idee van hoe de eigen bevolking is samengesteld als het gaat om gebruik van digitale communicatiemiddelen. Bovendien, in de praktijk gaat het niet alleen om de toegang tot die informatie maar daarnaast ook om het kunnen interpreteren van wat aan info geboden wordt.

Dat de omvang van deze doelgroep aanzienlijk is blijkt uit dit recente overzicht https://bit.ly/3wVwlMp Naar het schijnt gaat de gemeente Beek in het kader van het lokale Corona Herstelplan gericht aandacht besteden aan bovengeschetste ontwikkelingen. Besluitvorming in de raad moet nog plaatsvinden maar goed als het onderwerp wordt opgepakt.Voor een kleine gemeente als Beek kom je dan toch uit op ca 2250 mensen die laaggeletterd zijn en ca 800 met dyslexie om een voorzichtige schatting te geven.Voor mijzelf geeft deze constatering voldoende richting aan zinvolheid van mijn activiteiten. Met kennisoverdracht als middel contacten onderhouden is niet alleen plezierig maar ook nuttig en blijkt steeds weer noodzakelijk te zijn. Sociale inclusie als motto voor een lokaal bestuur is niet alleen een vrome wens, die realiseren vraagt gelijk het wonen immers voortdurende aandacht en inspanning. Dus ja, Denken in mogelijkheden, digitale inclusie en lokale politiek gaan echt wel samen! als je dat wilt.

Ja het moet weer over klimaat gaan op 20210527

Duurzaamheid en Shell

Op het moment dat ik dit schrijf is de uitspraak over het geding van Milieudefensie en Shell nog niet geweest. Toch zijn er al de nodige dingen langsgekomen waardoor het onderwerp klimaat vol in mijn belangstelling staat. Dus JA. En het zal nog wel een tijdje zo blijven. Afgelopen zondag was in Buitenhof het een van de thema’s. In een gesprek tussen Mark Van Baal (followthis) en Maarten Wetzelaar van Shell. Dit naar aanleiding van de motie op de aandeelhoudersvergadering dat het niet snel genoeg gaat met de vermindering van de emissies. Inmiddels ondersteunt 30% van de aandeelhouders die. Het beleid van Shell dat in diezelfde vergadering werd goedgekeurd gaat uit van een reductie van de olieproductie van 1-2% per jaar. Zo gaat het wel erg lang duren, nietwaar. Volgens Shell ligt het aan de gebruikers, die verstoken immers de olie en de benzine waar de CO2 bij vrijkomt. En ja Shell investeert in een proeffabriek voor waterstof productie. Daarmee zou het vrachtverkeer ondersteund kunnen worden. Maar dat is wel voor eigen risico en als het lukt komt er wel meer. De tegenspraak is vooral gericht op het trage tempo van de emissievermindering. Inmiddels is toch ook aan shell duidelijk geworden dat we zoveel tijd niet meer hebben om tenminste de klimaatdoelen van Parijs te halen. Shell kan de verantwoordelijkheid wel leggen bij de automobilist maar zonder echt alternatief kan die niet omschakelen. Hoe ging dat in de jaren ‘60-’70? Ik heb nog meegemaakt dat we onze verwarming via een kolenkachel stookten met “eerlijke anthraciet”. Maar binnen 10 jaar na de boodschap van den Uyl over de mijnsluiting was het over. Mede dankzij Shell en NAM stookten inmiddels alle huizen in Nederland hun verwarming op gas. Dus het kan wel! Een actievere houding van Shell is noodzakelijk.

oliemaatschappijen en klimaat

De activistische beleggers staan niet alleen. Inmiddels is ook het Internationaal Energy Agency zover dat er echt iets moet gebeuren. Hun boodschap is niet mis te verstaan: maak onmiddellijk een einde aan het zoeken naar gas en olievelden en bouw geen nieuwe kolencentrales meer. Alleen dan kunnen de doelstellingen van 2050 gehaald worden. Zo bereik je die echte trendbreuk. In koor gevolgd door de Nederlandse bank: Nederland loopt achter bij realisatie klimaatdoelen. En wat te denken van het CBS: Nederland trekt nog een zware wissel op de natuur. Er moet echt iets gebeuren. De belasting op CO2 uitstoot moet omhoog! (Redactioneel commentaar NRC 22052021 https://bit.ly/3wza0UK)

Bedreiging Biodiversiteit en de politiek

Die zware wissel op de natuur die Nederland trekt op de natuur is onderwerp van het gesprek met J. Terlouw, B. Ojik en M. Schulz van Hagen. Oftewel voorheen vertegenwoordigers van het politieke midden in NL (respectievelijk D66, GL en VVD). Vergeleken met 1900 hebben we nog maar 30% van de biodiversiteit over zegt Terlouw als illustratie van de ernst. Dat hij de urgentie ziet moge duidelijk zijn als je al zijn activiteiten volgt.(zie bv zijn ondersteuning van het manifest voor klimaatrechtvaardigheid  jongerenklimaat NU  Lemniscaat Rotterdam 2021 ISBN 9789047713753). Ojik stelt dat de Nederlandse politiek probeert de keuzen uit te stellen maar het wordt hoog tijd om die keuzen te maken. Schulz van Hagen stelt dat we ook moeten kijken naar de investeringen die we doen om gebruik van de ruimte voor mobiliteit gelijk te laten gaan met investering in de ecologische structuur. Zij verwacht tevens een bijdrage van nieuwe technologie om op tijd aan de doelstellingen te kunnen voldoen. Voor Terlouw het duurt dat allemaal te lang. We zullen indringender keuzen moeten maken. Juist omdat de politieke cyclus maar op 4 jaar gericht is zal het scherper moeten. Dus minder vliegen en geen steun voor het openen van Lelystad. Links heeft naar zijn idee meer gevoel voor de lange termijn klimaateffecten dan rechts.

Thunberg en Attenborough in gesprek

Oud en jong 

Onlangs zag ik een gesprek tussen twee mensen die het thema klimaat en biodiversiteit nadrukkelijk aan de orde hebben gesteld. Sir David Attenborough die met film als instrument onderzoek naar het voorkomen van dieren heeft weten vast te leggen. En in de loop van de tijd de verandering heeft gedocumenteerd.  En Greta Thunberg die als jonge activiste een duidelijke boodschap weet uit te dragen. In dit filmpje toont Attenborough respect voor de daadkracht van de jonge actievoerster. Ja, zij maakt het verschil. Zelf toont zij zich nog niet erg onder de indruk van de resultaten van haar inspanningen. We zijn er inderdaad nog lange niet..Zie tweet Greta Thunberg 12 april 2021  https://bit.ly/3wCO9LRGreta eist met haar stem terecht invloed op over de toekomst van de planeet aarde. 

Naar een eerlijke transitie

De weg naar een eerlijker energietransitie is Lang. In de jaren 60-70 was de keuze betrekkelijk eenvoudig. Voor verwarming van huizen was het zojuist gevonden aardgas een mooi alternatief. Het was van hoge kwaliteit. En omdat het milieuverschil zo groot was lagen urgentie en acceptatie dicht bijeen. Zoals gesteld in 10 jaar was het gepiept. Nu ca 50 jaar later zijn er meerdere mogelijkheden om te benutten. Maar we moeten ook constateren dat het prijsbeleid ten aanzien van energieconsumptie niet geholpen heeft om de innovatie krachtig te ondersteunen. En ja als je nu kunt kiezen tussen een veelheid van energieopties (zonne-energie, aardwarmte, kernsplijting, kernfusie, windenergie, waterkracht) voor welke optie gaan we dan? Hoe zit het met het transport of gaat dat allemaal via decentrale opwekking en eventueel opslag? Heleen de Coninck (Zie Een eerlijke transitie moet het uitgangspunt zijn. Groene Amsterdammer 18 mei 2021  https://bit.ly/3wvHzqH) klimaatwetenschapper stelt terecht dat een eerlijke transitie het uitgangspunt zijn. Zet in op maatwerk. Iedere keuze die je maakt heeft natuurlijk gevolgen voor het maatschappelijk functioneren. En net als met de verandering kolen-aardgas zijn de effecten pas over langere termijn zichtbaar. En omdat iedere keuze invloed heeft op de maatschappij is het niet meer dan logisch dat burgers betrokken worden bij de het hele traject. Juist omdat de tijdshorizon van een dergelijke verandering van de energiemix langer is dan 4 jaar (i.c. de horizon van politici) Juist in deze coronatijd hebben we dan ook een unieke gelegenheid stelt zij. In de organisatie van het herstelbeleid (na corona) kunnen we die indringende keuzen makkelijker maken en zo een “nieuw normaal” creëren. In haar voorbeeld liever CO2 opslag onder Noordzee (als tussenstap) dan extra miljarden voor KLM (waarmee we op de oude voet verder zouden gaan). Wat mij betreft een heldere boodschap.  

Ervaringen in het lokale niveau

In mijn regio Westelijke mijnstreek doen we ook aan energietransitie. Op het bedrijventerrein Chemelot is veel restwarmte. Al vanaf 2009 (!) wordt getracht een bedrijfsplan te maken om die warmte te benutten. Anno 2021 is dat nog steeds niet gelukt. De beoogde rendementen worden niet gehaald omdat de olie en gasprijs te laag is. Aan mensen kan geen alternatief geboden worden. Deze risico’s maken dat er na al die jaren nog steeds geen renderend bedrijfsplan beschikbaar is. En als er dan ook nog geen provinciale gedeputeerde is die een besluit kan nemen over een investeringsbeslissing. Tja dan…, duurt het gewoon nog even langer, toch?

Deze maand behandelen we in de raad de gemeentelijke bijdrage in het regionale energie transitie plan. De 16 Limburgse gemeenten hebben ieder hun eigen plan ontwikkeld en na afzonderlijke goedkeuring wordt er een Zuid-Limburgs nietje doorheen geslagen. Zie RESZL1.pdf.< Pogingen om burgers erbij te betrekken die zijn er wel geweest, natuurlijk alleen voor belanghebbenden. Burgers uit naastliggende gemeenten mogen dan goede inzichten hebben maar in het proces is daaroor geen plaats. Ook is bestuurlijk geen ruimte geboden (vanuit provincie en rijk) of genomen (vanuit lokale klimaatwethouders) om gezamenlijk te voorstellen vanuit meerdere gemeenten te ontwikkelen. In mijn gemeente mag vanwege de luchthaven geen windenergie gewonnen worden. Daarom zal er meer op het gebied van zonneweiden moeten plaatsvinden. Maar dat is tegen het zere been van de inwoners van een naastgelegen dorp. En zo zie je dat lokaal beleid maken niet bepaald eenvoudig is.

RES Zuid-limburg

Hoe komen we hieruit?

Tot nu toe is duidelijk geworden dat de uitvoering van de klimaatplannen zo maar over de schutting gooien van het rijk naar de gemeente niet echt werkt. Belangrijkste manco daarbij het volledig ontbreken van politiek afgestemde richtlijnen en regels. Zie maar hoever je komt. Dat kun je lokaal beter overzien. Het voorbeeld van het kabinet Rutte 3: alle woningen van het gas af te beginnen met de nieuw te bouwen, lijkt krachtig maar blijkt niet te werken. Immers de hoe vraag (welk alternatief heeft de consument?) is niet in de besluitvorming meegenomen.

En dus begint op lokaal niveau de discussie van voren aan. Met de bekende NIMBY als drager van veel commotie. Kortom, tijdens de formatie zal een duidelijke visie neergezet moeten worden. Richt je dan niet op het korte baan werk maar zet een echte verandering in gang. Bijvoorbeeld door te beginnen met een CO2 belasting. Dat werkt ondersteunend aan het reductiebeleid van de CO2 uitstoot. En geef eens aan hoe de verhouding wind, zon, warmtekracht zou mogen worden. Stimuleer experimenten met energieopslag (bv stof dat plan Lievense eens af) en bevorder door experimenten en richtlijnen het gebruik en opslag van energie in waterstof. Dat geeft vervolgens een kompas aan velen over hoe toekomstige activiteiten ingericht zouden kunnen worden.

Het stopzetten van het zoeken naar nieuwe olie en gasbronnen zoals voorgesteld door het IEA is in eerste instantie beperkt van effect. Maar het verhoogt wel de energieprijs. En daardoor geeft het eerder een vertaling van de noodzaak tot verandering naar actief handelen. Via de ontwikkeling van nieuwe energiebronnen of het verminderen van het energiegebruik. En dan is het goed mogelijk om dat op lokaal/regionaal niveau via een publiek-private samenwerking tot realisatie te brengen. Ja en dan kan de burger erop vertrouwen dat zijn mobiliteit en kwaliteit van leefomgeving ook ondersteund wordt.

Een uitspraak met historische gevolgen!

Woensdag 26 mei om 15:00 uur de uitspraak van de rechter in de zaak van Milieudefensie en Shell is gedaan. Deze blijkt historisch te zijn. Shell krijgt het rechterlijk bevel om netto 45 % CO2 te reduceren voor eind 2030. Toch wat anders dan de eigen planning van ca 10-20% over de komende 10 jaar. De eerste keer dat een oliebedrijf aansprakelijk wordt gesteld voor klimaatverandering. Het is duidelijk, het roer moet om, ook in de NL-politiek. En mooi dat we nu midden in een kabinetsformatie zitten. Kan gelijk rekening gehouden worden met deze ontwikkeling. Het is koud en nat maar wat zijn het mooie verwachtingsvolle dagen!



20210520 Eens bioloog……., altijd een fascinatie voor het leven.

Zoeken

Nu ik op een leeftijd ben gekomen waarin ik terug kan kijken op het pad dat ik gelopen heb is het niet langer verrassend. In mijn jongere jaren had ik altijd een wat beklemmende vraag; waar sta ik over pak ‘m beet 5 jaar?  Hoe zal dat zijn? Die vraag gaf mij ongerustheid en onzekerheid. Wat wordt mijn rol in dit leven? En hoe vervul ik die? Maar antwoorden kwamen er niet. Gelukkig mocht ik opgroeien in een stabiele gezinssituatie. Voor mij (en mijn broers en zussen) was het helder; eerst maar eens een goed studieresultaat op de middelbare school en dan zien we verder. En als ik niet vanzelf wist wat ik daarvoor moest doen dan werd ik daar wel tijdens de avondmaaltijd aan herinnerd. Niet dat er een duidelijke richting vaststond over wat ik later zou gaan doen. Ja, als oudste zoon was het logisch dat ik zou gaan studeren. Zelf vulde ik dat verwachtingspatroon aan met de inschatting dat het op prijs gesteld zou worden als ik iets in de medische hoek zou gaan doen. Mijn beide ouders hadden een dergelijke achtergrond en de oudere zussen hadden ook al interesse in de gezondheidssector. Maar dat opleggen dat deden zij niet, dat deed ik vooral zelf. En ik vond dat eigenlijk geen goed idee en stelde de keus wat te gaan studeren maar uit. Ondertussen zoog ik al wat buiten ons straatje gebeurde op. Vanaf de middelbare school ging ik in concurrentie met mijn vader wie als eerste de krant van de dag te pakken had. Zijn levensritme was behoorlijk vast en ik moest eerder naar school dan hij naar zijn werk. Dus die quick win van de dag werd goedgemaakt door het zetten van het kopje thee.

En Vinden

Zo rond mijn 17e begon het langzaam te dagen. Het zou ook tijd worden. Open dag van de universiteit kwam eraan. Ik moest wat. En ja als de nood het hoogst is de keus nabij. Het was de eerste keer dat het bij mij inderdaad op zou gaan. Ik weet nog goed hoe mijn gedachten afdwaalden tijdens de biologieles van dhr Mohren. Hij behandelde de fotosynthese aan de hand van een aantal complexe schema’s en grafieken. Nou ja complex, dat viel voor mij wel mee. Maar om me heen kijkend zag ik dat velen moeite hadden om het te volgen. Eigenlijk wel mooi bedacht ik; dat je iets ingewikkelds zodanig kunt doorgronden dat je die kennis aan anderen kunt doorgeven. En ja de complexiteit van het biologische leven heb ik altijd bewonderd. Ik besefte toen niet dat ik een “eureka” momentje had. Maar ik wist toen wel dat ik biologie zou gaan studeren om daarmee het onderwijs in te gaan. Dát was mijn rol, ik had ze gevonden. Daarna een zorgvuldig moment gekozen om dat thuis te vertellen, ik  kreeg een volgende, vormende verbazing. “Als jij dat wil dan moest je dat maar gaan doen” kreeg ik als reactie. En zo gingen we kort daarna naar de open dag van de universiteit toe.

Biologie als kompas

Aan de universiteit van Nijmegen, destijds de KUN geheten, heb ik de studie gevolgd. Een betrekkelijk jonge universiteit. Vakmatig gesproken had dat een voordeel, minder aandacht voor de klassieke biologie (ecologie en paleontologie) maar meer aandacht voor de moleculaire- en microbiologie. De revolutie ontketend door Watson en Crick met hun DNA en RNA was duidelijk doorgedrongen tot het lesprogramma. In mijn geval ging de interesse toch vooral uit naar de fysiologie. Hoe werkt een levend organisme en kun je via b.v. vergelijkende anatomie snappen waarom we zo in elkaar zitten als we doen? En ja de appel is ook in mijn geval natuurlijk niet ver naast de boom gevallen. Als er toen een studierichting medische biologie geweest was had ik die willen volgen. Gaandeweg de studie kwam bij mij naar boven dat ik eigenlijk nog zo weinig wist. En dat mijn zoektocht naar “hoe zit het” eigenlijk nog maar pas begonnen was. Dus wat voor verhaal had ik eigenlijk te vertellen als ik het onderwijs in zou gaan. Tegen het eind van de studie zag ik een aardig alternatief. Ik zou als onderzoeker door kunnen gaan. En met de nodige mazzel vond ik aansluitend aan de studie een promotieplek. De fysiologie van vaatwandendotheel afkomstig uit humane navelstrengen zou gedurende 5 jaar mijn thema worden. De diepte in en zelf bijdragen aan de kennisontwikkeling. En zo bleef ik op pad om invulling te geven aan mijn behoefte om kennis te vergaren. De mogelijkheden om die kennis te delen kwamen later ook langszij.

Human Genome 

Midden in de jaren 80 werkte ik bij de directie wetenschapsbeleid van het ministerie van Onderwijs en W etenschappen.  Ik richtte me op kennisontwikkeling en toepassing in de medische wetenschap. Toegespitst op de humane biologie was op dat moment van grote betekenis de ontwikkeling van het zg. “Human Genome” project. Een zeer ambitieuze poging om de erfelijke code van het menselijke lichaam te ontrafelen. Dat zou een grote investering van vele wetenschappers vergen. Anno 1990 een investering van enkele miljarden en een onderzoekstijd van enkele jaren om één kopie van het menselijk genoom samen te stellen.In diermodellen werd al druk geëxperimenteerd met wat de gentherapie zou kunnen betekenen. Maar als we die code eenmaal zouden bezitten dan zou er in de sfeer van de behandeling van erfelijke aandoeningen nieuw perspectief geboden worden.En ja wat kun je als je de volgorde van de baseparen in het DNA goed kunt lezen? Die twijfel heeft ertoe geleid dat veel onderzoek gedaan is om dat in beeld brengen van het DNA sneller en gerichter te kunnen doen.  En met resultaat! Het heeft er ook toe geleid dat wetenschappers zelf indringende vragen zijn gaan stellen. Wat kun je met deze kennis op een verantwoorde wijze doen? En ja, zijn de methoden in het onderzoek wel ethisch te verantwoorden? Bijgaand artikel beschrijft wat het project in de periode van 20 jaar heeft opgeleverd. (https://bit.ly/3f318AH)

Waar kwam dat Covid Vaccin zo snel vandaan?

In 2020 zijn we voor het eerst geconfronteerd met het Covid 19 virus. De algemene verwachting was dat het geruime tijd zou gaan duren voordat er een vaccin ontwikkeld zou kunnen gaan worden. Dankzij de kennisontwikkeling met betrekking tot het Humaan genoom is die vaccinontwikkeling in minder dan een jaar voltooid. Dit is gebeurd door het messenger RNA molecuul dat codeert voor het zg spike eiwit van het Covid 19 virus te isoleren en via een vetbolletje (pfizer) of een geïnactiveerd adenovirus (Astra Zenica) in te brengen in het menselijk lichaam. Cellen in het lichaam die het mRNA hebben opgenomen  gaan vervolgens dat spike eiwit aanmaken. Het immuunsysteem raakt hierdoor geactiveerd omdat het spike eiwit als een lichaamsvreemde stof herkend wordt. En zo ontstaat immuniteit voor het covid virus. Het Covid 19 virus is een nieuw virus en behoort tot de groep van de zg corona virussen. Deze worden reeds geruime tijd onderzocht. Juist omdat deze groep van virussen reeds goed was onderzocht bekend was kon de vaccin ontwikkeling voor Covid 19 zo snel plaatsvinden. Met als gevolg dat feitelijk binnen een jaar nadat het virus geïsoleerd is de eerste vaccins op grote schaal getest konden worden.

Het onderzoek dat geleid heeft tot de ontwikkeling van mRNA vaccinatie strategieën is in 2019 bekroond met een nobelprijs. Het is een vakgebied waarin ik me nooit heb begeven dus het antwoord hoe het zo snel tot een vaccin gekomen is kan ik alleen vanuit een algemene biologische kennis beantwoorden. Maar ik kreeg hulp. Onlangs is een boek uitgekomen waarin de reis van de prijswinnares Jennifer Doudna beschreven wordt. Het geeft een beeld van een zeer competitieve wereld. Gelijk als ware het een detective worden de verschillende stappen beschreven en gedocumenteerd. De kracht van samenwerking straalt ervan af. Een voortdurende afwisseling tussen private en collectieve financiering van onderzoek. Je kan er ook uit aflezen dat het samenspel tussen de drive van de onderzoeker (waar is die zelf naar op zoek) en het maatschappelijk belang van de nagestreefde ontwikkeling uiteindelijk bepalend is voor snelheid van de ontwikkeling. In geval van Covid 19 is duidelijk dat de pandemie vraagt om een snelle en effectieve bestrijding. En een jaar later kunnen we vaststellen dat de hooggespannen verwachtingen overtroffen zijn. Er zijn wereldwijd vele verschillende vaccins ontwikkeld die hun effectiviteit bewezen hebben. Het wonder dat we nu kunnen meemaken dank zij de inspanningen vanuit de wetenschap valt niet iedereen op zo blijkt uit de recente bijdrage van Floor Rusman in de NRC.( https://bit.ly/3osySdK

De kracht van kennis

Het lezen van de reis van Doudna bracht me weer even terug naar de periode waarin ik als promovendus zelf onderzoek deed. Ik herkende de mechanismen. Medisch biologisch onderzoeksveld is in zijn algemeenheid zeer competitief en internationaal van karakter. Gelukkig weten we in Nederland daarin goed mee te komen. Ik vind het fascinerend om te zien hoe in een periode van 20 jaar onze kennis met sprongen vooruitgegaan is en wat we ermee hebben kunnen bereiken. Het geeft mij wederom bewondering voor het “construct” leven. En het onderstreept nog eens dat we eigenlijk naarmate we meer weten, moeten onderkennen dat we nog zo weinig weten.De kracht van kennis wordt zo weer eens geïllustreerd. Maar welke kennis hebben we nodig en hoe krijgen we die beschikbaar? Vanuit de tijd dat ik betrokken was in het wetenschapsbeleid weet ik dat we zowel kennisontwikkeling nodig hebben om het te willen weten (funderend), als kennisontwikkeling gericht op een duidelijke toepassing. De drive van de onderzoeker zelf maar ook de behoefte van de samenleving of de vraag vanuit de markt zijn dan belangrijke beïnvloeders. De Covid 19 pandemie laat zien dat de kennispositie niet langer iets lokaals is. Mondiale samenwerking van wetenschappers en onderzoek financiers heeft ertoe geleid dat betrekkelijk snel resultaten geboekt zijn. Weten wanneer je moet stimuleren en hoe dat het beste gaat, in die zin is er in de afgelopen decennia wel veel veranderd. En of we dat spel in Nederland goed weten te spelen is voer voor een ander blog.

Mijn dodenherdenking 2021, inkleuring van een familiegeschiedenis.

Dit jaar heeft de dodenherdenking wederom een bijzonder karakter. Meestal ga ik naar het monument bij de Martinuskerk. Daar bereidt de stichting Herdenking oorlogsslachtoffers Beek samen met de inwoners vanuit Beek (jong en oud) een stijlvolle plechtigheid. Het is goed stil te staan bij de betekenis van deze dag. Hoe hebben wij die vrijheid gekregen/verworven?

Nu de kinderen uit huis zijn ga ik daar alleen naar toe. Dit jaar is het in zoverre bijzonder dat er geen bijeenkomst georganiseerd kan worden. Covid 19 ligt dwars. Toch ga ik naar het monument toe. Ik ben niet alleen, er zijn nog drie anderen.

Zoals ieder jaar gaan de gedachten uit vooral naar mijn vader. Hij is er nooit open over geweest, dat gesprek hebben wij nooit met elkaar kunnen voeren. Maar ik weet dat zijn oorlogsperiode een bijzondere geweest is. Hij is uiteindelijk een jaar in Innsbruck terecht gekomen. Hoe dat precies zit heb ik nooit gesnapt. Van zijn generatie is er geen familielid meer aanwezig die ik dat kan vragen. Ieder jaar komt die vraag weer op. En ieder jaar loop ik na de herdenking er met een grote boog omheen. Behalve dit jaar.

Thuisgekomen zoek ik via internet de boeken van Lou de Jong op. Mijn vader heeft ze direct na het uitkomen gespeld. En na zijn overlijden kreeg ik ze in beheer. Maar ik wist eigenlijk niet hoe snel ik er van los moest komen. Dus nee nu al bladerend opzoeken is er niet bij. Gelukkig zijn ze inmiddels integraal op internet beschikbaar. En ja daar ben ik maar eens ingedoken.

Het is eind december 1942. Er is sprake van het moeten ondertekenen van een z.g. loyaliteitsverklaring door alle studenten aan de universiteiten. Pa studeert medicijnen in Utrecht. Hij is daar in 1938 begonnen. In 1942 zal hij zijn kandidaats gehad hebben en wellicht aan co-schappen bezig zijn. Zekerheid over die gegevens heb ik echter niet. Dus ja ook hij zal zo’n verklaring moeten ondertekenen. 

Wat houdt die loyaliteitsverklaring in? 

L.De Jong Het koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog Deel 6 pag 741

Om het eens huiselijk de stellen, daar is veel gedoe over geweest. De jong omschrijft dat. Minutieus. Pa studeerde zoals gezegd in Utrecht. De rector van die universiteit was nogal op de hand van de NSB en dus de Duitsers. Hij deed dan ook veel moeite om een dergelijke verklaring erdoor te krijgen. Dit ondanks verzet van studenten en hoogleraren. Uiteindelijk tekende het hoogste aantal studenten van Utrecht die verklaring; 14 %. Aantrekkelijk gemaakt door het gegeven dat een ondertekening recht gaf op inschrijving voor het volgende studiejaar. Niet ondertekenen zou direct aanleiding geven tot een oproep tot deelname aan de Arbeitseinzats in Duitsland. De Jong schrijft dat er nogal wat indirecte druk werd uitgeoefend op de studenten. Ook familie werd benaderd en zou de consequentie van het niet ondertekenen merken zo was de boodschap.

Het geheel speelt zich af in 1943 rondom april mei. Zoals De Jong meldt zijn er wel verschillen tussen de universiteiten merkbaar. De consequenties van het NIET tekenen van de loyaliteitsverklaring was een oproep tot de arbeitsinzet in Duitsland

L.De Jong Koninkrijk der Nederlanden Deel 6 pag 758

De groep die uiteindelijk in aanmerking kwam voor de inzet in Duitsland was groter zo blijkt uit het volgende citaat. Alle mannen tussen de 18 en 35 jaar moesten zich melden.

Pa is uiteindelijk in Innsbruck terecht gekomen. Hoe dat gegaan is, is mij onbekend wel weet ik dat hij daar als niet afgestudeerd arts werkzaam geweest is in een ziekenhuis.De Jong meldt daar  in een volgend boek deze passage aan:

L.De Jong Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog Deel 7 pag 579

Naar verluidt heeft hij daar een jaar doorgebracht. De Jong beschrijft dat een vakantie/verlofregeling een onderdeel van de Arbeitsinzet was. Per jaar kreeg met één hooguit twee weken vakantie. Of dat ook gold voor de inzet van mijn vader in Innsbruck weet ik niet. Na lezing van deze bijdrage wist mijn zuster Gonny het verhaal te vertellen dat zij van onze tante had vernomen.

“  Wat ik wel weet is dat hij even terug geweest is, te voet. Geheel op, baard, vuil en niet aanspreekbaar. Heeft in Doenrade op en neer in tuin gelopen, zwijgzaam. Zijn moeder bemerkte hem: laat lopen, niet storen, hij komt wel naar binnen. Eenmaal binnen, eten gegeven. Ging wassen. Maar oma , zijn moeder voelde t goed, laat hem zelf komen…. niet storen. Na enige tijd moest hij weer terug…. waarom toch? Als hij niet ging , werd n ander vermoord….. Zo erg. Wederom moesten ze hem laten gaan…..”Gonny Mulders-Willems Mei 2021

En hij is weer teruggegaan! Hoe en wanneer hij uiteindelijk teruggekeerd is bestaat geen duidelijkheid over. Feit is dat hij in Utrecht zijn geneeskundestudie heeft kunnen vervolgen. Hij heeft zijn artsexamen gedaan en via een stage in een huisartsenpraktijk uiteindelijk begonnen als bedrijfsgeneeskundige bij Staatsmijnen DSM.

Hendrik Josef Willems arts (Harry) 1920-1983

De periode in Innsbruck heeft diepe sporen bij hem nagelaten. Dat heb ik als kind wel kunnen bevroeden. Niet voor niets zijn de boeken van De Jong en alles daaromheen door hem verslonden. Als kind heb ik nooit de gelegenheid genomen of de moed gehad dat onderwerp aan de orde te stellen. Zo was de verhouding tussen vader en zoon destijds niet. Dat het een periode is geweest die diepe sporen heeft nagelaten kon ik ook wel merken uit de spaarzame opmerkingen die familieleden in de loop van de tijd daarover gemaakt hebben.

 Inmiddels is hij al bijna 38 jaar overleden, het beeld wordt vager. Maar dat stuk uit zijn levensgeschiedenis blijft intrigeren. Voor mijzelf heeft er daardoor altijd een geheimzinnig waas om gezeten. Hoe zat dat nou eigenlijk. Ik kon er niet mee overweg. En ja, ieder jaar bij de dodenherdenking kwam die gedachte weer naar boven. Dit jaar heb ik daar maar eens een vervolg aan gegeven. Ik ben begonnen met het gericht kijken in de boeken van Lou de Jong. Geheel lezen zal ik dat zeker niet. Het staat te ver van mij af. Met wat ik nu weet is toch een noodzakelijk detail ingekleurd van de persoon die mijn vader is geweest.

Ja ik ben niet verrast dat hij die loyaliteitsverklaring niet getekend heeft. En ook dat hij de consequentie genomen heeft en uiteindelijk in Innsbruck terecht gekomen is. En misschien houdt die ervaring van dat jaar in oorlogstijd ook een basis in waarom hij uiteindelijk bedrijfsgeneeskundige geworden is. Werkers in de mijnen ondergaan nogal eens een botbreuk. Maar of dat werkelijk zijn verhaal is zal ik nooit weten. En ja er resteren nog vele vragen die onbeantwoord zullen blijven. Ging hij inderdaad via Ommen naar Innsbruck? Dat hij daar gewerkt heeft is zeker. Een huisarts gevestigd te Boxtel heeft met hem in Innsbruck gezeten. En hoe is hij teruggekomen, weer gegaan en uiteindelijk weer in Utrecht met de studie kunnen beginnen. Wat heeft hij in Duitsland gezien in die periode? En zo kan ik doorgaan. Toch ben ik blij dat Lou de Jong me een stukje van die puzzel heeft aangereikt omdat ik de moed had ernaar op zoek te gaan.

Deze ervaring heb ik opgedaan tijdens en na de dodenherdenking 2021. Gelijk ieder jaar zoek ik dan de bijeenkomst in ons dorp op. Dat zegt mij veel meer dan het kijken naar de presentatie via de buis. Ik kan me geen voorstelling maken hoe het is om in onvrijheid te leven. Het verhaal van mijn vader laat me zien hoe broos vrijheid kan zijn. Het ene moment zit je als student in de collegebanken en het andere moment ben je gedwongen ingezet ergens in een vreemd land. En dat als gevolg van een door jezelf gemaakte keuze. Of was die afgedwongen door de boodschap dat je familie de schade zou ondervinden als je anders zou kiezen? Bizar, onvoorstelbaar. Maar het kan en mag niet weer gebeuren, zoveel is voor mij wel duidelijk. Alleen daarom is het de moeite waard om er jaarlijks bij stil te staan. Opdat ik, opdat wij niet vergeten wat vrijheid is.

Aanvulling d.d. 16 mei 2021

Na het plaatsen van deze blog heb ik langs verschillende kanten nog aanvullende gegevens ontvangen die op bovenstaand blog betrekking hebben.

Via de Utrechtse universiteit kreeg ik een kopie van de studiedata en resultaten van mijn vader aan die universiteit. De volledige inschrijvingsduur kunnen zij niet meer achterhalen. Ook de periode dat hij in Innsbruck is geweest valt er niet uit af te leiden. Maar de formele data geven het volgende beeld:

Hendrik Josef Willems: 

Start studie vermoedelijk in 1938 na behalen HBS-B diploma

Kandidaats deel 1: 4-10-1940, 

Kandidaats deel 2: 15-1-1943. 

Onderbreking studie door verblijf in Innsbruck mei 1943-XXX?

Doctoraal deel 1: 19-2-1946, 

Doctoraal deel 2: 26-6-1946 

Arts deel 1: 13-6-1947.

 Huisartsstage in de Betuwe “Wijk bij Duurstede” 

 Arts deel 2: 2-7-1948.  

Na het behalen van het artsexamen ging hij eerst als waarnemer bij een huisartspraktijk te Wijk bij Duurstede aan de slag. Vlak daarna stond hij op de nominatie om als huisarts te Geldermalsen verder te gaan. Echter op de dag van de beslissing hoorde hij van zijn verloofde (mijn moeder) dat er een positie vrij kwam als bedrijfsarts bij het StikstofBindingsBedrijf van de Staatsmijnen. Hij koos ervoor om daar aan de slag te gaan en trad in 1950 in dienst. In 1963 werd hij eerste bedrijfsarts bij de staatsmijn Maurits en in 1966 werd hij Directeur van de Gemeenschappelijke Medische Dienst van Staatsmijnen/DSM. Dit bleef hij tot aan zijn pensionering in 1980.

“Een onderbelicht verleden”

Dat mijn vader tijdens de oorlog actief geweest is in Innsbruck wordt ook van de kant van diverse familieleden bevestigd. Hoe dat precies is gegaan blijft onduidelijk. Gelijk anderen die een dergelijk traumatische periode meegemaakt hebben was hij er niet spraakzaam over. Maar hij was niet de enige student die een dergelijke ervaring heeft opgedaan. L.de Jong spreekt over ca 800 studenten (geneeskunde, farmacie en tandheelkunde) die via Ommen naar Duitsland gegaan zouden zijn. In een onderzoek gepubliceerd in 2001 van H.J.Dokter, F.Verhage en J.W.M.Binneveld Een onbelicht verleden; De tewerkstelling van medisch studenten in nazi-Duitsland (1943-1945) wordt op dit gegeven nader ingegaan. Zij komen tot een aantal van 340 medische studenten die naar Duitsland zijn gegaan. In hun onderzoek hebben zij in 1998 112 ex-studenten kunnen benaderen. Op basis van verdere demografische gegevens schatten zij dat op dat moment de totale groep uit zo’n 130 personen zou bestaan.  Van 107 hebben zij respons gekregen op een uitgebreide schriftelijke enquête. Deze was gericht op hun ervaringen voor tijdens en na hun verblijf in Duitsland. Aangezien mijn vader reeds in 1983 is overleden hebben de onderzoeksresultaten slechts indirecte betekenis. Ze geven ene beeld van hoe geneeskunde studenten in Duitsland zijn terechtgekomen. Naar alle waarschijnlijkheid gold dat ook zo voor hem.

Na terugkomst in Nederland in 1945 hebben veel van deze studenten hun studie weer kunnen hervatten. Niet alle! De onderzoekers beschrijven ook dat een aantal onderworpen werden aan de zuivering door de Universiteiten. Wat dat inhield voor studenten uit Utrecht wordt niet vermeld.