Iedereen doet Mee!

Een mooi uitgangspunt, een veelgebruikte slogan voor politieke campagnes. We hebben in Nederland algemeen kiesrecht. Dat is zo’n honderd jaar geleden geregeld. Nu hoeven we het alleen maar te hebben over het gegeven of we daarbij de goede leeftijdsgrens hebben gesteld. Kunnen we ook jongeren (18-) mede laten bepalen hoe hun toekomst er uit ziet?  Vanaf welke leeftijd gaat dan het algemeen kiesrecht gelden? Dat is een bepalende vraag geworden. Jongeren van nu zijn beter geïnformeerd en hebben de vaardigheden om mee te bespreken welk toekomstperspectief gewenst is. En als het dan (nog?) niet kan via het uitbrengen van een stem hoe pakken we dan hun inbreng mee? En zo lijkt het of een wezenlijke vraag bijna afdoende beantwoordt kan worden; Ja iedereen kan meedoen.  Toch!

Zo rond 2014 ontstond het idee dat de bevestiging t.a.v. iedereen doet mee best eens als beleidsuitgangspunt genomen kon worden. Met desnoods een beetje ondersteuning vanuit sociale wetgeving geboden moet dat kunnen. De uitvoering van die wetgeving zou het beste geschieden op lokaal niveau dwz. dicht bij de burger. Mooie uitgangspunten die betrekkelijk snel in wetgeving verankerd zijn. In 2015 waren de 3D’s een feit. Uitvoering van de participatiewet, wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en de wet op de jeugdzorg vallen vanaf die tijd onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur. Het enthousiasme waarmee de decentralisaties in het sociaal domein zijn geformuleerd werd ook nog eens vergezeld van een stevige bezuiniging. 

Als raadslid van een kleine gemeente heb ik deze ontwikkeling van nabij mogen meemaken. We startten met een grote ambitie om de uitvoering van de 3D’s ter hand te kunnen nemen. Ja inderdaad als gemeente moet je het verschil kunnen maken voor je eigen burgers. En dus werd die uitgelezen kans opgepakt. In het vervolg van dit betoog richt ik me alleen op de uitvoering van de participatiewet. De inzet vanuit publieke middelen diende erop gericht te zijn een goede individuele koppeling van vraag en aanbod naar arbeidsinzet te kunnen realiseren. Ook mensen met beperkingen op de arbeidsmarkt zouden volwaardig mee moeten doen. De arbeidsvoorziening “sociale werkplaats” werd als niet meer van deze tijd beschouwd en zou moeten verdwijnen. We zouden gaan streven naar het onderbrengen van deze arbeidscapaciteit naar reële werkgelegenheid van bedrijven en dienstverlenende instanties. Als het lukt om al die nieuwe reguliere banen te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking kan de sociale werkplaats inderdaad verdwijnen. En o ja dat zou ik nog bijna vergeten te vermelden. Deze ambitie kon natuurlijk ook gerealiseerd worden door tegelijkertijd de gemeenten minder budget voor de uitvoering van deze plannen mee te geven.

Vervelend detail daarbij was natuurlijk dat die landelijke overheid niet echt afstand deed van bij de uitvoering. In veel vervolgstappen werd afgedwongen dat een grote mate van gelijkheid in uitvoering door de gemeenten gehanteerd werd. Want anders zouden mensen zich gedwongen zouden voelen om te gaan verhuizen vanwege de ondersteuning die ze denken te kunnen krijgen. Nee in de uitvoering werd alsnog een eenheidsworst afgedwongen.

Bij de ontwikkeling van lokaal beleid voor de doelgroep werd al snel duidelijk dat het leveren van maatwerk een arbeidsintensief gebeuren is. En dat de diversiteit in de doelgroep alleen vertaald kan worden in een zinvol arbeidsaanbod als verder gekeken kon worden dan de gemeentegrens dat toelaat. Een regionale aanpak biedt dan betere kansen omdat ze een grotere diversiteit van werkgelegenheid kent. Ook als je in ogenschouw neemt dat daarmee voor een gemeente ook een deel van de autonomie ingeleverd moet worden. Veel gemeenten hadden al een eigen sociale werkplaats. Die samenvoegen is dan de eerste verbeterstap. Voor de betrokkenen bij de sociale werkplaats heeft dit geresulteerd in een langdurig traject van reorganisatie, fusie, verplaatsing van werkplek en werksoort en zo meer. In een periode dat er geen nieuwe instroom van collega’s mogelijk was leidde dit ook nog eens tot een behoorlijke inperking van het toekomstperspectief. En ojee met die realisatie van nieuwe werk als onderdeel van het reguliere bedrijfsleven wilde het ook al niet zo vlotten. Verliezen en ziekteverzuim bleven toenemen. En dat terwijl met man en macht geprobeerd werd om er toch iets van te maken. En zo laat een studie uit 2019 van het SCP zien dat mensen uit de doelgroep vaker thuis kwamen te zitten omdat de toestroom bij de sociale werkplaats afgesloten was en de reguliere arbeidsmarkt voor hen geen passend werk kon bieden.

In de westelijke Mijnstreek hebben de gemeenten per 1 januari van 2021 de kans genomen om met elkaar nu eindelijk één organisatie “Vidar” te vormen. Een sluitstuk van een lang verandertraject, het begin van een nieuwe organisatie. De boeken over de voorgaande periode kunnen bijna gesloten worden. Ook dat is nog best een behoorlijk tijdrovend proces. De vraag is natuurlijk of het allemaal de moeite waard geweest is. Hebben we de doelstellingen gehaald? Nee nadrukkelijk niet. In economische termen redenerend zitten we nog steeds met een verliespost. Maar we hebben er wel het een en ander van geleerd. Nu 5 jaar later zien we dat er verkeerde uitgangspunten gekozen zijn. Het idee achter dit maatwerk voor het individu was in principe niet verkeerd. Maar we hebben schromelijk onderschat welke rol en functie de sociale werkplaats heeft vervuld. En dat niet alleen voor de mensen die er gewerkt hebben maar ook voor de bedrijven die de producten uit die werkplaats hebben afgenomen. 

Gelukkig is dat besef ook langzaam terecht gekomen bij de nationale beleidsmakers. Deze week konden we immers vernemen dat door het aannemen van een motie in de tweede kamer een nieuw perspectief voor het beschut werk ontstaat. Een landelijk dekkend netwerk van sociale ontwikkelbedrijven. Een erkenning van de “sociale werkplaats nieuwe stijl” die voor meer mensen de kans biedt om mee te doen. Nu maar hopen dat bij de realisatie van deze kameruitspraak realistische uitvoeringsperspectieven gevoegd worden. Want ook in het arbeidsproces is het nog te realiseren; “iedereen doet mee”

Crisisbeheersing en preventie

In het programma Buitenhof was een gesprek met Jaap Goudsmit, viroloog die vanaf het begin van de AIDS uitbraak als toepassingsgericht wetenschapper internationaal actief is. Over het huidige beleid met Covid 19 is hij zeer kritisch en omschrijft hij dat als falend. De overheid vraagt adviezen aan haar wetenschappelijke adviseurs maar legt deze terzijde als reactie op actieve lobby’s van verschillende doelgroepen. Dat was al zo vanaf het begin (mondkapje op en af en toch weer op; kinderen naar school en toch weer niet; testen gevolg door bron- en contactonderzoek en toch weer loslaten) en dat gaat door tot in een warrige vaccinatiestrategie. Tja dat krijg je als het land gerund wordt door een leider die, zonder duidelijke eigen visie, alleen geïnteresseerd is in het bestrijden van de waan van de dag. En toegegeven, die daar electoraal zeer goed mee wegkomt.

Jaap Goudsmit

Jaap geeft aan dat we in deze situatie terecht gekomen zijn doordat we de laatste 15 jaar, stelselmatig het preventieve gezondheidsbeleid verwaarloosd hebben. En dat terwijl de kosten van de gezondheidszorg alsmaar stijgen en nu ca 100Miljard € bedragen. Medische technologie heeft ontegenzeggelijk veel vooruitgang gebracht. De gemiddelde levensverwachting is dan ook flink gestegen.  In de acute zorg wordt steeds weer geïnvesteerd, terwijl de investeringen in preventie sterk achterblijven. Een belangrijk gedeelte van het preventieve beleid wordt gevoerd vanuit de gedecentraliseerde GGD. Als gemeenteraadslid ben ik daar medeverantwoordelijk voor. Via het budgetrecht blijkt dat wij vanuit de gemeente Beek aan de begroting van de GGD Zuid Limburg per inwoner ca 36€ per jaar bijdragen. Ter vergelijking, in 2018 bedroegen de totale zorgkosten per inwoner in Nederland 5808€.

De Covid 19 pandemie legt een zwakte van de huidige gezondheidssituatie bloot. Los van leeftijd vormt het onderliggend lijden het belangrijkste kenmerk van mensen die een ernstige Covid 19 ziekte doormaken. Oftewel, diabetes, hart- en vaatziekten. En laat dat nou ziekten zijn die zeer goed beïnvloedbaar zijn door preventieve maatregelen. (gezonde voeding, beweging , vermijden van risicofactoren als roken, slechte lucht in stedelijk milieu). Heel logisch dus dat Jaap zijn betoog afsluit met een pleidooi voor een ander zorgbeleid. Een waar uitgegaan wordt van meer perspectief op preventie. 

Die manier van denken leidt ook tot een andere invulling van het vaccinatiebeleid dat nu gevoerd wordt. Het kabinet heeft als leidraad gekozen voor de vermindering van de ziektelast voor ziekenhuis en Intensive Care units. Veel adviezen onderbouwen die keuze. Zeker in de acute fase. Nu gaan we beschikken over adequate vaccins. Maar bij de opvolging van adviezen van een vaccinatiestrategie maakt dit kabinet verkeerde keuzen in het tegemoetkomen aan diverse lobbygroepen. Als gekozen zou worden voor het zo snel mogelijk en zoveel mogelijk vaccineren van alle 60-plussers dan heeft dat verschillende voordelen. Niet alleen wordt er een structurele vermindering van de ziektelast en de druk op de IC’s bereikt. Ook zijn we dan in staat om, ondanks de aanwezigheid van het virus in de NL-samenleving, af te komen van de beperkende maatregelen die nu normaal contact tussen mensen verhinderen. En dat in een overzienbare periode van pak m beet 2 maanden.

Erik Scherder

Tja die preventie. Er is nog een bijdrage die niet onvermeld mag blijven. In verschillende programma’s laat professor Erik Scherder duidelijk zien dat beweging een stimulerende invloed heeft op werking en het behoud van het functioneren van onze hersenen. Zo blijkt dat mensen die op jongere leeftijd actief waren op latere leeftijd veel minder last krijgen van dementie. Nou wisten we al dat beweging en gezondheid nauw met elkaar samenhangen. Als lector was dat ook steevast een onderdeel van mijn colleges over technologie en zorg. Dat de doorwerking naar de hersenontwikkeling nu ook duidelijk te onderbouwen valt, voegt daar nog iets aan toe. Je zou denken dat dit een grotere reden is om nu eens echt werk te maken van een preventief gezondheidsbeleid. In een nieuw televisieprogramma gaat Scherder door met het leggen van verbindingen. Oude tegeltjes wijsheden zoals “gedeelde smart is halve smart” worden geïllustreerd met nieuwe inzichten verkregen via hersenonderzoek. De inzet waarmee deze vertaling van fundamentele kennis naar maatschappelijk functioneren is bewonderenswaardig. Alleen jammer dat slechts weinigen in staat zijn die inzichten toe te passen.

In zijn betoog verwijst Scherder ook naar de positieve effecten die videocommunicatie heeft wanneer reguliere ontmoetingen er niet in zitten. Zoals in deze door Covid 19 gedomineerde periode waarin het huisbezoek beperkt is tot één persoon. Vanuit activiteiten die ik als vrijwilliger uitvoer via een Computer Doe en Leercentrum in Beek heb ik ook die ervaring. Als je toevallig kinderen in Australië of Amerika hebt wonen zal je als ouder de geneugten van videocommunicatie allang ontdekt hebben. Maar wat als je kinderen in de buurt wonen en je ze niet mag ontmoeten? Dan blijkt dat slechts een enkeling de hobbels overwint die het toepassen van die technologie met zich meebrengen.

En zo kom ik tot de slotsom van dit blog. Het bestrijden van een acute crisis van onze gezondheidszorg moeten we niet alleen bestrijden met het zicht op de acute situatie. De inzichten van de Gommers’s en Kuipers’ van de acute zorg zijn zeker nodig. Maar we dienen die ook te koppelen aan een visie op: hoe komen we uit deze situatie. Wat is ervoor nodig om in een situatie terecht te komen waarin we mogen denken aan versoepeling? Een combinatie van een zorgvisie met epidemiologische gegevens en het voorkómen van ziektelast is dan dringend gewenst. En hoe organiseren we een bredere benutting van de nieuwe technologische hulpmiddelen opdat iedereen mee kan blijven doen? Voor de zoveelste keer een roep op een echte visie om beleid te voeren. En niet enkel een managementbenadering die voldoet in de marketing van een voedingsmiddel.

kanttekening bij mijn dag

onder deze noemer publiceer ik berichten die ik met anderen wil delen. Kennis delen is in jaar en dag mijn thema geweest en waarom zou ik daarmee ophouden nu in reeds enige tijd gepensioneerd ben? Dat weet ik ook niet.

ik ga dat doen door op gezette tijden een blog te presenteren. En dat zal uiteindelijk wel gaan in de vorm van een aantal bij elkaar horende onderwerpen.

Natuurlijk krijg ik daar graag reacties op. Onder Contact staat aangegeven hoe je mij kunt bereiken. Wie weet waar dat allemaal toe mag leiden. Maar ik heb wel een aantal dingen die mij bezig houden. En die deel ik graag

Waarom doe ik dat via een openbaar blog? Nou omdat ik hoop dat door het delen van mijn iedere en inzichten ze massa kunnen krijgen. En daardoor de realisatiekans vergroot kan worden.

Ik ben vooral lokaal actief; vanuit een lokale politieke groepering als vertegenwoordiger in de gemeenteraad. Maar ook in het verenigingsleven. En mijn ogen sluiten voor algemene maatschappelijke ontwikkelingen lukt mij niet. Met als gevolg dat de thema’s die ik aanmaakt heel divers zullen zijn. En wie weet is dat nou juist de charme ervan. Mij bevalt dat wel. Kortom laten we beginnen.